Page images
PDF
EPUB

waal was ze niet geschreven; de Graaf had deze, zoo als uitdrukkelijk in de Voorrede verklaard werd, voortdurend bij het bruik van haar eigen regten, costumen en vrijheden gelaten. Nu scheen de gevolgtrekking geoorloofd, dat zij althans overal elders in Zeeland van kracht was. Maar dwaas, die daarop vertrouwde. Naauwelijks een jaar na de afkondiging dier zoogenaamde Zeeuwsche Grondwet had de stad Goes een privilegie verkregen, waarbij ook hare burgers van de gemeene landswet werden vrijgesteld. Dat privilegie was echter nooit gedrukt, en bijgevolg slechts aan enkelen bekend. Andere steden van Zeeland hadden weder hare bijzondere, even weinig bekende, voorregten, waarbij aan het een of ander artikel der keuren gederogeerd was). Ja zelfs op het platte land golden deze niet onvoorwaardelijk, maar waren een aantal harer bepalingen, onder den invloed van daarmeê strijdige beginselen van het Rom. Regt, in onbruik geraakt. Merkwaardiger nog is de geschiedenis van het Steenwijker stadregt van 1609, dat, ofschoon in forma door de Regering gearresteerd, gepubliceerd en in praktijk gebragt," echter nooit gedrukt, en daarom zelfs aan regtsgeleerden onbekend was. In een proces, omstreeks de helft der vorige eeuw gevoerd, vinden wij een sprekend voorbeeld van de verwarring, waartoe dit van tijd tot tijd aanleiding gaf. Een advokaat, over zeker testament geraadpleegd, had aanvankelijk, op grond van Overijsselsche Landregt, voor de geldigheid daarvan geadviseerd, doch zag zich later, op nader informatie" verpligt, zijn advies te herroepen, en te verklaren, dat hij het bij ignorantie" van het zeldzame stadregt had gegeven. Geen wonder, dat de man nu voorzigtig werd, en er daarom bijvoegde: "ten waare de wet door contrarie gewoonte mogte wezen geabrogeerd" 2).

het

Even weinig zekerheid gaf de eigenlijke wetgeving: de Placaten, Ordonnantiën en Resolutiën, eerst door de Graven, en, na den afval, door de Staten der verschillende provinciën uitgevaardigd. Het daarin vervatte regt, dikwijls reeds duister op zich zelf, was door de vele, later daarop gemaakte, ampliatiën letterlijk onverstaanbaar geworden. Het is ongeloofelijk welk een voorarbeid men zich somtijds getroosten moest, om te weten wat

1) Gedagten over het samenstel onzer hedend. burg. Regtsgel., bl. 11 vlgg.

2) Strubberg, Overijsselsch Adviesboek, II. bl. 129.

op een bepaald punt regtens was. Herhaaldelijk hooren wij, o. a. ook door van de Spiegel, klagen, dat de Placaten en Ordonnantiën zelfs in de zaken, die zij opzettelijk behandelden, geen vast regt bepaalden, maar gewoonlijk tot iets anders verwezen, 't zij tot vorige Placaten, 't zij tot het Romeinsche regt. En dat schoon zij tot onderrigtinge van de ingezetenen in de landstaal werden geschreven, en afgekondigd opdat niemand daarvan eenige ignorantie zou pretenderen. Zoo verwees het Placaat der Staten van Zeeland van 16 December 1735, op de erfopvolging bij versterf, naar het Hollandsche Placaat van 18 December 1599, op hetzelfde onderwerp. Indien dus de Zeeuwen weten wilden wat ten deze bij hen regtens was, moesten zij beginnen met het raadplegen van een hun vreemde wetgeving. Maar zelfs als zij zich die moeite getroost hadden, waren zij nog weinig wijzer geworden, want het Hollandsche Placaat verwees op zijn beurt naar het Romeinsche regt, dat op het moeijelijk leerstuk der successio ab intestato alleen voor regtsgeleerden van beroep verstaanbaar was. Geen wonder, dat deze laatsten door het uitgeven van Commentaren en Adviesboeken de leemten der wetgeving zochten aan te vullen. T'elken jare kwamen er zulke werken in het licht, zelfs in zoo grooten getale, dat men er op het eind der vorige eeuw, naar de schatting van Schorer, een oorlogschip van het grootste charter meê zou hebben overladen 1). Maar het kwaad werd er eer erger dan beter door. Welhaast werd het pleiten voor de Regtbanken uitsluitend schermen met autoriteiten, en de arme clienten mogten van geluk spreken, als hun Regters begre-* pen, dat zij niet daarnaar, maar naar de wetten te oordeelen hadden.

Natuurlijk deden zich de gevolgen van zulk een toestand ten criminele niet minder gevoelen dan ten civile. De schrijver, wiens woorden ik zoo even aanhaalde, klaagt, dat het strafregt in ons vaderland alom willekeurig en onzeker was. Hoe kon het anders? Evenmin als een gemeen burgerlijk regt, bestond er, noch voor de geheele republiek noch voor iedere provincie in het bijzonder, eene algemeene strafwetgeving. Overal waren de hoofdbronnen van het criminele regt afzonderlijke land- en stadregten, op verschillende tijden en bij onderscheiden gelegenheden vastgesteld, en dus in vorm en inhoud evenzeer verschillend. En

1) Vertoog over de ongerijmdheid onzer Ledend. Regtsgeleerdh. bl. 75.

toch was dit, zooals Kemper) opmerkt, nog het beste gedeelte van ons strafregt. Voor een aantal feiten, die als misdrijven beschouwd en gestraft werden, bestonden er in het geheel geen bepalingen. Van daar een onophoudelijk getwist over de bron

nen,

waaruit men in zulke gevallen putten moest, en over de grenzen van het gebruik der subsidiaire regten.

Van de toenmalige regtsonzekerheid kan men zich eenigermate een denkbeeld vormen, als men verneemt, dat de Schepenbank van Rotterdam zich op het eind der vorige eeuw nog genoodzaakt zag het Wetgevend Ligchaam te raadplegen omtrent de strafwet, die ор moord moest worden toegepast. En zoo moeijelijk was die vraag te beantwoorden, dat dit Ligchaam op zijn beurt het Hof inlichting vroeg, of in casu naar het Romeinsche regt, of naar het Mozaïsche, of naar de Carolina, of naar een oud Handvest van 1342 regt moest worden gedaan.

[ocr errors]

Geen wonder, dat men bij zooveel twijfel, bij het telkens zwijgen der wetten, veelal tot de autoriteit van beroemde Criminalisten zijn toevlugt nam. zijn toevlugt nam. Carpzovius; Böhmer en Damhouder werden weldra de eigenlijke wetgevers, wier gezag in de meeste gevallen beslissend was. Zoo moesten de straffen wel willekeurig worden, want natuurlijk zwoeren niet alle regtbanken bij dezelfde autoriteit. Terwijl de eene zich b.v. gewoonlijk naar het gevoelen van Carpzovius rigtte, hield de andere zich weêr meer aan Damhouder of Böhmer. En zelfs daar, waar de landswet eene bepaalde straf had voorgeschreven, heerschte dikwijls dezelfde onzekerheid, omdat de eene regter zich streng aan de letter der wet hield, terwijl de ander eene uitbreidende uitlegging voorstond. verhaalt ons Kemper, dat nog in zijn tijd een ongelukkige, op grond van den geest van twee Placaten, van 1595 en 1614, ter zake van huisbraak tot de galg werd verwezen, terwijl, eenige dagen te voren, op een naburige plaats binnen de eigen provincie een ander van dezelfde misdaad was vrijgesproken, omdat de letter der genoemde Placaten niet op zijn geval toepasselijk was. 2) Men was dan ook zoo zeer van het willekeurige der straffen overtuigd, dat van der Linden het niet alleen voorzigtig maar ook gebruikelijk noemt, dat de officier, die een bepaalde straf tegen een beschuldigde eischte, subsidiair concludeerde: of zoodanige

1) Crim. Wetboek voor het Kon. Holl, Inl. bl. 160 vlgg.
2) Kemper, t. a. p., bl 32.

Zoo

andere straffe als de Regter in goede justitie zal oordeelen te behooren 1).

Maar het was niet alleen de onzekerheid van het regt, het was evenzeer de verscheidenheid van regten op verschillende plaatsen, die de regtsbedeeling vertraagde en in verwarring bragt. Al had ook iedere provincie of stad haar eigen, voor elk bevattelijk, Wetboek gehad, dan nog zou men ondervonden hebben, hoe noodlottig het is, wanneer niet overal in denzelfden Staat hetzelfde regt geldt. En onze oude regten verschilden, somtijds op weinige uren afstands, zelfs in de hoofdbeginselen, van, elkander. Van de conflicten en misbruiken, waartoe dit aanleiding gaf, kan men zich een denkbeeld vormen, wanneer men weet, dat, om iets te noemen, het tijdstip der meerderjarigheid in twee aangrenzende provinciën soms vijf en zeven volle jaren verschilde; dat een testament, in Holland wettelijk gemaakt, in Overijssel niet gold; dat hier het huwelijk stilzwijgende gemeenschap van goederen medebragt, daar niet, en dat omtrent de successio ab intestato binnen dezelfde provincie, Holland, lijnregt tegenstrijdige beginselen golden 2). Van de misbruiken, waartoe bepaaldelijk dit laatste aanleiding gaf, moge één sterk sprekend voorbeeld volstaan. Sedert 1599 bestond er in Holland weêr als voorheen tweeërlei versterfregt, dat van het Noorder-Kwartier, het NieuwAasdomsregt genoemd, en het Zuid-Hollandsch of Nieuw-Schependomsregt, overeenkomstig de bepalingen der politieke Ordonnantie van 1 April 1580. Volgens het laatste kwam de nalatenschap van iemand, die kinderloos gestorven was, indien slechts één zijner ouders hem overleefde, met uitsluiting van dezen, aan de volle broeders en zusters, en aan de halve van de bestorven zijde; volgens het eerste daarentegen kwam zij slechts voor de helft aan die broeders en zusters, en voor de wederhelft aan den langstlevende der ouders. Het Noord-Hollandsche regt was dus voor dezen laatsten veel voordeeliger dan het Zuid-Hollandsche. Van daar nu het niet ongewone verschijnsel, dat weduwenaars of weduwen, zoodra hun minderjarig kind, dat eigen goederen bezat, door een zware ziekte werd aangetast, in allerijl van ZuidHolland naar Noord-Holland verhuisden, om daar de nalatenschap te doen openvallen, en er zich een deel van te verzekeren. Bijn

1) Regtsg., Practic. en Koopmans Handb., bl. 410. 2) Schouwburg, t. a. p. bl. 346 vlg.

kershoek, die een paar van zulke gevallen meêdeelt, waarover voor den Hoogen Raad geprocedeerd was, verzekert, dat zij zeer dikwijls voorkwamen. 1)

[ocr errors]
[ocr errors]

Zulke ergerlijke misbruiken waren het natuurlijk gevolg van de verscheidenheid der wetten. En dit alles betreft nu nog maar alleen het burgerlijk regt. Tot veel ergerlijker ongelijkheid gaf diezelfde verscheidenheid in strafzaken aanleiding. Wie kan het behoorlijk achten" zoo werd nog in het begin dezer eeuw gevraagd dat dezelfde misdaden in de eene provincie met den dood, in de andere met minder straf gestraft worden, dat b. v. hij, die een of twee schapen gestolen heeft, in Holland gehangen wordt, maar in Friesland niet, terwijl weêr enkele huisbraak in Holland doorgaans niet, maar in Friesland wel qaan de galg brengt ja dat op dubbel overspel in eenige Hollandsche wetten doodstraf, in andere alleen geldboete ge steld is? Wie kan zulk een toestand verdedigen, welk Nederlander schaamt zich dien niet?" 2)

[ocr errors]

Maar genoeg van de wetgeving: het wordt tijd ook op de oude regtspleging een blik te slaan. Het eerste, wat daarbij onze aandacht trekt, is het groot aantal regterlijke collegien, waartusschen in de meeste provinciën het regtsgebied verdeeld was. Er bestaat in

opzigt zoo groote verscheidenheid, dat het bijna onmogelijk is, van de regtbanken in de verschillende gewesten een eenigszins stelselmatig overzigt te geven. 3) Het platteland was, ten behoeve der regtsoefening, veelal verdeeld in grootere districten, Baljuwschappen, Ambten, of hoe dan ook, genoemd. Deze waren weer verdeeld in een grooter of kleiner aantal districten van dagelijksch of plaatselijk regtsgebied, onder een lageren regter, die meestal den naam droeg van Schout. Overeenkomstig deze indeeling waren er tweeërlei soort van plattelands-gerigten de lage vierschaar of het nedergerigt, door den Schout met zijne schepenen, of bijzitters uit de ingezetenen, gedeze had in den regel de civile en klein criminele

spannen
of correctionele jurisdictie

[ocr errors]

1) Quaest iur. privati, bl. 183.

en de hooge vierschaar of het land

2) Schouwburg, t. a. p., bl. 346 vlgg.

3) Ik heb hierbij de, helaas, nog ongedrukte lessen van Prof. Thor-` becke, over de Staatsinstellingen der Republiek gevolgd.

« EelmineJätka »