Page images
PDF
EPUB

eenigen tijd aan zich zelve overlaat, en alzoo wordt dezelfde stof, die aan de melk haar zoeten smaak verleent, later oorzaak van hare zuurheid.

Na dit korte overzigt der voornaamste suikersoorten wenden wij ons weder tot de rietsuiker, alzoo genoemd, omdat zij sints vele eeuwen uit het zoogenoemde suikerriet wordt afgezonderd. Boven vermeldden wij reeds, dat deze suikersoort in verschillende planten voorkomt, doch dat er slechts vijf planten zijn, waaruit deze suiker in het groot wordt afgezonderd. Naar de plant, waaruit ze verkregen is, spreekt men zoo van rietsuiker, beetwortelsuiker, palm of dadelsuiker, ahornsuiker en maïssuiker. In zuiveren staat zijn echter al deze suikers volkomen aan elkander gelijk, zoodat zij in geen enkel opzigt van elkander te onderscheiden zijn. Wij zullen bij de bereiding van elk dezer suikersoorten stilstaan, doch zullen daarbij het uitvoerigst handelen over de rietsuiker en de beetwortelsuiker, daar deze beide verreweg de hoofdmassa uitmaken van de suiker, die in den handel voorkomt, en zij daarenboven voor ons, Nederlanders, ook om andere redenen van het meeste belang zijn.

I. SUIKER UIT SUIKERRIET.

Omstreeks drie vierde van al de suiker, die in den handel voorkomt, is afkomstig van het suikerriet. Deze plant, ofschoon thans op zeer uitgebreide schaal in Amerika aangekweekt, behoort oorspronkelijk in de Oude Wereld te huis. De oude Grieken en Romeinen kenden haar zoo goed als niet; doch in oostelijk Azië was zij reeds in de vroegste tijden algemeen bekend. In OostIndië en in China schijnt zij reeds zeer vroeg aangekweekt te zijn ter verkrijging van suiker. Door de veroveringstogten der Arabieren werd zij in westelijk Azië, in Afrika en in Zuid-Europa verspreid, en door de kruistogten geraakte de suiker ook in Midden-Europa bekend, terwijl het suikerriet zelf door de kruisvaarders werd overgeplant naar Cyprus, Candia, Malta en Sicilië. Van Sicilië bragten de Spanjaarden en Portugezen het suikerriet naar de Azorische en de Canarische eilanden en de eilanden van het Groene Voorgebergte. Dit was omstreeks het jaar 1420. Van de Canarische eilanden uit werd het, kort na de ontdekking

van Amerika, overgebragt naar St. Domingo, en van daar over West-Indië en Brazilië verspreid; en thans is het in tropisch Amerika eene der meest verbreide kultuurplanten. Hoofdzakelijk wordt het in Amerika aangekweekt op de eilanden van den WestIndischen archipel, in Suriname, op vele plaatsen in Brazilië, in Mexico, en, hoewel eerst sints de vorige eeuw, ook in de zuidelijkste der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. In Aziël kweekt men het suikerriet in Voor- en Achter-Indië, in zuidelijk China, op Java en vele andere eilanden tusschen of in de nabijheid van de keerkringen. In Europa wordt het alleen op Sicilië en op enkele plaatsen in het zuiden van Spanje verbouwd.

Aanvankelijk werd het zoete sap van het suikerriet slechts als zoodanig gebruikt; eerst later leerde men daaruit de suiker in vasten staat afscheiden. Tot aan de 15de eeuw behoorde suiker onder de zeldzaamheden, en werd slechts als curiositeit of als geneesmiddel gebruikt. Eerst in de 16de eeuw, toen men het riet beter leerde uitpersen en de suiker in zuiveren staat leerde afzonderen, kwam de suiker algemeener in gebruik; weldra hield zij op slechts een artikel van weelde te zijn, en thans behoort zij onder de meest algemeen verspreide plantaardige stoffen.

Het suikerriet (Saccharum officinarum) heeft den naam van riet gekregen door zijne oppervlakkige overeenkomst met de gewone rietsoorten. In botanischen zin is deze benaming echter onjuist, daar de plant behoort tot de familie van de Grassen, waarvan zij een der grootste vormen uitmaakt. Het is bepaaldelijk de bloem, uit een wijde pluim bestaande, die aan onze gewone grassen, wanneer zij in bloei staan, herinnert. Alleen bereikt het suikerriet eene veel aanzienlijker grootte dan eenige in ons land te huis behoorende grassoort. Naar gelang van de groeiplaats bereikt het eene hoogte van 3-5 Ned. ellen, terwijl de stengel der volwassen plant meestal 4-5 Ned. duimen dik is. De bladeren, in vorm veel gelijkende op de bladeren van ons gewone riet, zijn op verschillende hoogten, bij de zoogenoemde knoopen, aan den stengel bevestigd, en bereiken eene lengte van 7-12 palm. De stengel is geelachtig groen of blaauw, soms ook geel of violet van kleur. Het beste klimaat voor het suikerriet is daar, waar de gemid delde temperatuur 75°-77° Fahr. bedraagt; maar het kan ook met voordeel worden aangekweekt, waar de gemiddelde tempe ratuur niet hooger is dan 66° 68° Fahr. Van daar dat het, ofschoon verreweg het meeste suikerriet tusschen de keerkringen

wordt gekweekt, toch ook buiten de keerkringen met voordeel kan worden verbouwd, zoo als b. v. op sommige plaatsen in zuidelijk Europa. Men kweekt het ook op vrij aanzienlijke hoogten, zoo als op het bergland van Nepaul in Indië ter hoogte van 4500 voeten, en op de vlakten van Mexiko ter hoogte van 4000-6000 voeten boven de oppervlakte der zee. Het zaad wordt echter, zelfs in de warmste streken, slechts zelden rijp. De gewone wijze van voortplanting is door middel van stekken, en verbouwt men het riet ter verkrijging van suiker, dan laat men de plant zelden in bloei komen. Gewoonlijk worden de stengels afgesneden, wanneer zij 12 of 14 maanden oud zijn.

Gelijk van bijna alle sedert lang aangekweekte planten, zoo zijn er ook van het suikerriet vele verscheidenheden, waarbij wij echter niet verder zullen stilstaan. De eene verscheidenheid past beter voor deze, eene andere voor gene luchtstreek en grondsgesteldheid. Die, welke het zoetste sap en dat in de grootste hoeveelheid oplevert, wordt, zoo zij voor de luchtstreek en den bodem geschikt is, het meest op prijs gesteld.

De hoedanigheid van het sap verschilt naar de verscheidenheid van het riet, naar den aard van den grond, naar de wijze van aankweeking en naar de weêrsgesteldheid. Terwijl b. v. het rijpe suikerriet op de West-Indische eilanden 18-22 percent rietsuiker bevat, komt in Louisiana slechts 12-14 percent rietsuiker in het riet voor, hetgeen hoofdzakelijk het gevolg is van het minder warme klimaat in laatstgenoemde streek. De gemiddelde zamenstelling van rijp suikerriet is de volgende:

[ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

Daar bij volkomene uitpersing van het riet slechts de houtvezelen terugblijven, bevat het riet alzoo gemiddeld 90 percent sap, waarvan ongeveer één vijfde deel suiker is.

De bewerkingen nu, die verrigt moeten worden, om uit het riet de suiker te verkrijgen, zijn: 1o. het uitpersen, en 2o. het klaren en indampen van het sap. Door middel van deze bewerkingen verkrijgt men de ruwe of bruine suiker, die 3o. door het zoogenoemde raffineren gezuiverd wordt. Wij zullen trachten VAD. LETTEROEF., N. s. 1867, WET. EN BELL. No. X,

45

van elke dezer bewerkingen een denkbeeld te geven, doch zullen de laatste, het raffineren, eerst bij de behandeling der beetwortelsuiker bespreken, daar bij deze het raffineren op nagenoeg dezelfde wijze geschiedt.

Nadat het suikerriet digt bij den grond is afgesneden wordt het van den top en van de bladeren ontdaan; de top bevat steeds veel minder suiker dan het onderste deel van den stengel, en wordt in den regel als stek voor eene nieuwe plant gebezigd. Het afgesnedene riet moet nu zoo spoedig mogelijk naar de pers-machine gebragt worden, daar anders het suikergehalte spoedig aanmerkelijk vermindert. De perstoestel (zie Fig. 1) bestaat uit drie stevige, holle rollen of walsen a, b C van gietijzer, die horizontaal in een gietijzeren stel zijn bevestigd.

Fig. 1.

[ocr errors]

a

G

h

Door middel van de schroeven i, i kunnen de walsen a, b, c op grooter of kleiner afstand van elkander gebragt worden. Een der walsen wordt door de eene of andere beweegkracht rondgedraaid, en deze ronddraaijende beweging wordt door middel van drie getande raderen, die aan de assen der ijzeren walsen bevestigd zijn, aan de beide andere walsen meêgedeeld. Het riet wordt nu langs het hellende vlak dd naar de walsen geschoven, en komt eerst tusschen de walsen a en c, waar het slechts matig gedrukt wordt, doch voldoende om een groot deel van het sap te doen uitvloeijen. Langs het gebogene blikken stuk n wordt het riet verder gevoerd tot tusschen de rollen ben c, die iets digter bij elkander zijn geplaatst en dus het riet eene sterkere persing doen ondergaan dan a en c. Het

uitgeperste sap verzamelt zich in den bak g g en vloeit door de gooth naar een grooteren vergaarbak.

Het uitgeperste riet draagt den naam van bagasse, en wordt doorgaans, na gedroogd te zijn, als brandstof gebruikt.

[ocr errors]

Het aldus verkregen sap moet nu zoo spoedig mogelijk verder bewerkt worden, daar het bij blootstelling aan de lucht spoedig zuur wordt; en boven hebben wij reeds gezien (bladz. 633) dat de rietsuiker (om wier afscheiding het hier alleen te doen is) door zuren en door eiwitachtige ligchamen gemakkelijk overgaat in onkristalliseerbare suiker. Eiwitstoffen komen er van nature in het sap voor, en zuren ontstaan er spoedig in; beide stoffen moeten dus zoo spoedig mogelijk verwijderd worden. Dit geschiedt nu door het sap te koken onder toevoeging van eene kleine hoeveelheid kalk. Men noemt deze bewerking het klaren. De kalk verbindt zich namelijk met de zuren en neemt dus hunne schadelijke werking weg, terwijl zij tevens de eiwitstoffen doet stollen en met deze eene dikke laag schuim aan de oppervlakte vormt. Dit schuim wordt met een lepel afgeschept, en deze bewerking wordt herhaald zoo lang er zich bij het verdampen van het vocht nog schuim vormt. Nadat de grootste hoeveelheid schuim is afgeschept, wordt het sap in een anderen ketel of kookpan gebragt en hierin door middel van vuur aan het koken gehouden, totdat het vocht genoegzaam is verdampt om te kristalliseren. Men laat het dan in houten bakken vloeijen, waarin het afkoelt en kristalliseert; de bodem dier bakken is doorboord met een groot aantal kleine gaatjes, welke met stukjes suikerriet zijn digtgestopt. Na verloop van 24 uren, wanneer alles in eene korrelige massa is veranderd, neemt men de stukjes suikerriet in den bodem weg, en laat alzoo het niet gekristalliseerde gedeelte afvloeijen, terwijl de gekristalliseerde suiker in de bakken terugblijft. Het afvloeijende vocht draagt den naam van melasse en is niets anders dan eene zeer donker gekleurde stroop. Meestal zijn er 14 dagen, doch somtijds 5 of 6 weken noodig, voordat de melasse genoegzaam is uitgelekt. De gekristalliseerde suiker wordt in vaten gepakt, en als ruwe of ongeraffineerde suiker in den handel gebragt. Zij draagt ook den naam van moscovade, en is meestal donkerbruin van kleur.

Voor dat wij verder gaan willen wij echter eerst een vlugtigen blik werpen op de hoeveelheid suiker, die bij de zoo even be schreven bewerkingen verloren gaat, eene hoeveelheid, die zeer

« EelmineJätka »