Page images
PDF
EPUB

Gezwel) harde, knobbelachtige, verhevenheden , waar onder s. de aanmerkelykfte is.

2. 3. 4. Andere variceufe Vaten. 5. Het gedefigureerde Oor.

3. y. y. De aanmerkelyk uitgerekte en verlengde Oorlel.

Van g. e. c. b. h. tot f. ligt het Gezwel fterk drukkende tegen het aangezicht; de hals, borst, en den linker fchouder, hinderlyk aandrukkende; thans is het Gezwel aldaar en allerwegen veel losfer dan ooit te vooren; en de bedenking, of misfchien de Arteria Carotis externa in het Gezwel betrokken was, gelyk ik by de eerfte mededeeling vreesde, wordt hier door opge klaard, daar men het Gezwel van dit Vat geheel aftrekken, opligten, en dezelve als dan afgezonderd voelen kan; dan, desniettegenstaande, is het meer dan waar fchynlyk, dat takken van dezelve door het Gezwel, tot voeding van hetzelve, zoo groot zyn, als het Stamvat zelve; althans by v. loopt eene huidflagader, die zeer aanmerkelyk is; terwyl 'er meer andere, vry wat aanmerkelyker, in de diepte, te befpeuren zyn.

6. Is eene diepte, tusfchen de knobbelachtige verhe venheden, de plaats van het ingetrokken lidteken, alwaar het bytmiddel, door bovengemelden Kwakzalver, aangelegd is: dikwyls hebben, naderhand, ontvellingen en verzweeringen, met ontlastinge van bryachtige ftoffen, aldaar, en in de nabuurfchap, plaats gehad, welke my veel moeite in de heelinge gaven.

. De zwaarte van het Gezwel, zeer aanmerkelyk, zedert myne eerste mededeeling, toegenomen zynde, is niet juist te bepaalen; dan dezelve word gisfelyk 16 à 18 ponden (misfchien meer) gefchat, wanneer men hetzelve van het hoofd met de handen afgetrokken, byzonder opligt, en alzo weegt. Althans de zwaarte is zo aanmerkelyk en hinderlyk, dat de Lyderesfe, by de vertoo ning, niet nalaaten kan, tusfchenbeide, de hand ter onderfteuning te gebruiken; terwyl anders een schortband om het hoofd vastgemaakt, de plaats van haare hand vergoedt.

De bedenkelykheid, ten opzichte der plaats, onzeker. heid der flagaderlyke Vaten door hetzelve verfpreid, behoeftige omftandigheden van de Lyderesfe, talryk en ge brekkig, huisgezin, zoo wel als haar teder geftel, hebben

my?

riz Del.

44

my, tot hier toe, geene vryheid gegeeven, om tot de wegneeming des Gezwels (waar toe zy anders zeer wel over te haalen zoude zyn, mits ik haar, ten minsten met eenige zekerheid, wegens een goeden uitflag, voorspelling doen konde) te befluiten; te meer, om reden, dat het Gezwel, hoe langer hoe meer, door zyne zwaarte, nederzakkende, losfer en van het hoofd verder verwyderd word, zoo dat men misschien, na verloop van eenigen tyd, op eene zeer gemakkelyke wyze, eene kunstbewerking, ter haarer radicaale geneezinge, zal kunnen in het werk stellen, welke ik als nog, daar dezelve voorloopig in myne gedachten bewaard blyft, en verder meer naauwkeurig bepaald moet worden, niet kan mededeelen. Bieden zig intusfchen nadere omftandigheden aan, welke de wegneeminge fpoedig en onvermydelyk noodzaaklyk maaken, ik zal, in dat geval, de mededeeling des gevals niet agterhouden.

In hoe verre dit fchroomlyk Gezwel met andere reeds bekende overeenkomt, of meer aanmerkelyk is, zal ik thans niet onderzoeken; het zy genoeg, te mogen vaststellen dat weinige Heelkundigen desgelyken immer gezien hebben: even zoo min wil ik my omftandig, wegens de natuur en oorzaaken van hetzelve, inlaaten; het zy genoeg, dat ik in myn vermoeden. dat namelyk het Gezwel uit eene Klierverftopping of verharding gefprooten is, door Heelkundigen van meer dan gewoone ondervinding en lecture, gefterkt word.

[ocr errors]

WAARNEEMING WEGENS EEN STOMMEN. Door den Burger J. G. BAUMAN, Chirurgyn te Vlaardingen.

O'Every snyders, een Boerenknegt, oud 28 jaaren, van

Vrydag den 16 Maart 1798 kwam aan myn huis

gen fterk geftel, en zeer bloedryk. Hy kon geen woord fpreeken, en was geheel ftom. Ik vond hem op de borst zeer bezwaard en gefpannen; de ademhaaling belemmerd; de pols drukkende, ingetrokken. Ik deed hem terftond een ader openen; en, circa twintig oncen bloed afgetapt hebbende, begon hy eenige verligting op de borst te befpeuren; doch, het bloed niet meer willende loopen, herhaalde ik de aderlaating op den regter arm: wederom byna twintig oncen bloed afgetapt hebbende,

be

begon de Lyder, fchoon zeer zagt, eenig fpraakgeluid te geeven; de pols wierd ruimer; de ademhaaling gemaklyker; en, geen tien minuten daarna, had hy volmaakt zyne fpraak weder.

De Lyder verhaalde my, dit ongemak gekreegen te hebben in het Sticht van Utrecht, waar hy uit een hooiberg was gevallen en zyn arm gebrooken had: hier van hersteld, had hy overal rondgezworven, om eenig hulpmiddel voor zyne kwaal te vinden; tot dat hy, na zesen twintig weeken zukkelens, als een ftom mensch, uit Rotterdam by my arriveerde. Hy verhaalde my verder, vyf a zes maalen, zonder eenige verligting, adergelaaten te zyn; doch telkens, volgens zyn zeggen, niet meer dan vyf a zés oncen.

Ik fchreef hem vervolgens eenige verkoelende en verzagtende poeders voor; en op den derden dag vertrok hy, zeer gezond, zonder eenige belemmering op de borst of in de fpraak, naar Helvoetsluis, om aldaar zyne goe de vrienden te gaan bezoeken.

NATUURLYKE

HISTORIE DER PINGUINS EN MAN

CHOTS २ OF DE VOGELEN ZONDER VLEUGElen.

(Volgens DE BUFFON.)

(Vervolg en Slot van bl. 106.)

choon de Manchots niet meer dan twee of ten hoogSften drie ejeren leggen, of zelfs maar één laat egter dit Vogelfoort niet na, zeer talryk te wee zen; dewyl zy nooit geftoord worden in de onbewoonde oorden, die zy ter verblyfplaats kiezen, en waar van zy de eenigfte ongestoorde Bezitters zyn. ,, Wy traden,' "vermeldt NARBOROUGH,,, op een Eiland (†), ,, waar wy driehonderd Pinguins (Manchots) vingen in den tyd van een vierendeel uurs; wy zouden 'er even ,, gemaklyk drieduizend hebben kunnen bekomen, indien 2 de Sloep dezelve hadt kunnen bergen wy dreeven,

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

(*) FORSTER Obfervations, p. 182.

[ocr errors][ocr errors]

(t) In 't gezigt van Port Defiré, op de Patagonische Kusti

« EelmineJätka »