Page images
PDF
EPUB

drooge verwen en mineraalen; de aarde zelve is fomtyds in eene nuttige verf- of tekenftoffe verkeerd, en de boomen zweeten gommen tot het zelfde gebruik. Alles werkt dus mede; de kunstenaar behoeft niet verleegen te ftaan. 'Er is overvloedige zorg gedraagen om zyne heerfchende genie op te volgen. Of verkiest hy dezelve en masse uit te oeffenen: hy vindt ook ryke ftof; gefchikte aarde om te boetfeeren; koper of lood om te gieten terwyl de fteengroeven hem keur, van marmers opleveren, en de mynen hem gereedschappen bezorgen, omze te bewer ken tot kunftige beelden of basrelieven.

G

Aan allen is ondertusfchen deeze genie, die fcheppende gave, niet medegedeeld, zelfs niet aan alle Natien. -Niet aan alle menfchen; want daar door zou de aarde met kunstgewrogten opgevuld worden, en dezelve zouden, door den overtolligen overvloed, veel van hunne agting verliezen. 'Er waren onder Ifraël maar twee uitfteekende Kunstenaars, welken die geest was ingegeeven, en door hun en onder hun opzigt wierd alles, wat tot toeftel en opciering van het eerfte Ifraëlitisch heiligdom verftrekken kon, vervaardigd. Gelyk in alle opzigten, bezielt de wyze Voorzienigheid ook in dit geval de onderfcheide individus met verfchillende neigingen: anders zouden zy elkander in den weg loopen; nu hebben zy de een den anderen noodig, en de band der zamenleeving wordt des te naauwer toegehaald. Niet onder

alle Natien is deeze natuurlyke gefchiktheid, om den Schepper met juistheid en bevalligheid zoo van naby in zyne werken na te volgen, dat het oog 'er menigmaal door bedrogen wierd: fchoon de poogingen daartoe vry algemeen zyn van het verafgelegen Indien af tot aan het kille Noorden. De Egyptenaars, de Chaldeen, de Chineezen, de Japonneczen en Mogollers, de Phoeniciers, de Ifraëliten, hadden onder de oude Volken hunne Schilders en Beeldhouwers; maar van hunne wyze van uitvoeren kunnen wy geen grooten denk maaken uit de geringe fpooren, die er van hunne vorderingen zyn overgebleeven. De Indifche Volken zyn in hunne uitoeffeningen, even als wy van de kunstbewerkingen der dieren hebben aangemerkt; zy blyven dezelfde, en fchoon zy al voorbeelden uit Europa ontvangen, zy gaan hun ouden tred, en kunnen of willen geene régelen van perspectief, van licht en bruin, in agt neemen; hunne figuuren blyven plat, en hunne fchilderingen zonder houding, zonder behoor

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

In

lyke mengeling en fchakeering van koleuren. de Griekfche Steden en Gemeenebesten, en zommige van derzelver Volkplantingen, in Italien, wierden de Schilder- en Beeldhouwkunde in derzelver kragt en vollen luister alleen aangetroffen. En hoe weinige Natien hebben in de nieuwe waereld aanmerkelyke vorderingen gemaakt! Lang leed het, eer de waare kunst uit het Oosten in het Westen wierd overgebragt, en zich alleen in Rome, Florence, Bologne, Padua, Venetien, en weinig andere Steden, vestigde; lang eer zy zich verder uitftrekte. Hoe weinig Larden zyn 'er mee bedeeld! De Turk/che Godsdienst onderdrukt de kunst in alle landen, waar zy haaren invloed heeft. Hoe uitgeftrekt en onderfcheiden het Rusfifche gebied ook zy, noch belooningen noch dwang hebben er draagelyke Schilders kunnen voortbrengen. Hoe groot en ryk in onderfcheide Natien Duitschland ook zyn moge, evenwel was het nimmer en is het nog niet ryk in groote Schilders of Beeldhouwers. Van de Noordfche Ryken vernam men niets. Wat zullen wy van Spanje en Portugal zeggen? dat de kunst daar, in evenredigheid van de fchatten uit het Oosten en Westen aangevoerd, niet heeft opgenomen. In Vrankryk is het 'er anders mee gelegen. Egter maakt het charakter der Inwooneren het zeer bezwaarlyk, om een doorwerkt ftuk, in den regten toon, met een bevallig licht en bruin te leveren. Zekerlyk zou men het van eene Natie, welke de wet ftelt aan Europa in fmaak en mode, die de weelde ten hoogften top heeft opgevoerd, en waar alle kunsten in de Eeuw van LODEWYK de Veertiende zoo veel aan moediging vonden, nog beter verwagten: anders zou dat groote Volk zoo veel opgeleverd hebben, dat zy onze ftukken wel ontbeeren konden. Engeland heeft ze dert langen tyd in fabrieken van Wol en Staal uitgemunt. Het leverde ons lang de naauwkeurigfte en fchoonfte werktuigen: maar het leverde geene Schilders, dan eenige Vreemdelingen, welke zich daar nedergezet hadden, tot aan de helft van deeze Eeuw. Zoo hebben de Natien even als in de onderfcheide producten elkander noodig. Hoe gelukkig is het dan, dat ons klein hoekje lands, voor een groot gedeelte uit het water opgehaald, en naauwlyks tegen de golven tot dus ver boven gehouden, dat zoo veel behoeften van elders haalen moet, door de Voorzienigheid dermaate in deezeh op. zigte begunstigd is, dat wy, indien men alleen Italien

uitzondert, voor geene Natien behoeven onder te doen: ja de meesten, zelfs ook Italien, in zommige vakken verre te boven ftreeven. Onze oogen kunnen zich dus met de voortbrengfelen van onze Landgenooten verlustigen. Wy behoeven de navolgers der fchepping niet van elders op te zoeken, noch hunne kunststukken voor ons zuurgewonnen goud in te ruilen. Wy. behouden den roem, welke hier mee billyk verknogt is, voor ons zelen hebben het genoegen, dat de ftukken van onze nabootzers der eenvoudige of der fchoone Natuur, maar de eerfte vooral, alomme gezogt en ten duurften betaald worden.

ven,

Hoe billyk is het dan niet, dat men dit uitzonderend voorrecht met dankbaarheid erkenne, hetzelve bewaare, en op alle mogelyke wyzen handhaave. De Kunften trekken toch zoo wel, als de Weetenfchappen, de Koopvaard, de Rykdommen, de Magt van het eene Volk naar het andere. Wat is Italien, de wieg en bakermat der hedendaagsche Schilderkunst, by het geen Italien van te vooren was, toen de MICHAEL ANGELOS, de RAPHAELS, de GUIDO RHENIS, de CORREGGIOS, de CARRACCIS, en andere reuzen in de kunst, in hetzelve leefden! Indien men een enkelen uitzondert, is 'er wel iemand in Braband, die in de fchaduwe van RUBBENS, VAN DYK, GASPAR DE KRAAYER, BREUGEL TENIERS, ftaan kan? Hoe zeer moet ons dit op onze hoede doen zyn! De kunsten zyn edel en kiesch, en vestigen zich daar, waar zy een goed onthaal vinden, waar overvloed en welvaard heerscht, en agting en belooning beide te vinden zyn. Deeze geeven den Kunstenaar moed, en doen hem geduldig alle de menigvuldige en moeijelyke trappen beklimmen, ke men niet zeggen kan, hy is het te boven! veelen nog, die halverweg fteeken blyven!

[ocr errors]
[ocr errors]

zonder wel.

En hoe Wy be

hooren, dan, indien wy onzen pligt en ons belang kenZoo wy een waaren fmaak en liefde voor de

nen,

[ocr errors]

kunst bezitten, zoo wy eenige zugt voor ons Vaderland hebben: dan behooren wy den Kunstenaar de verfchuldigde agting te betoonen, hem het leeven aangenaam te maaken, en aan het werk te helpen, op dat wy het ons niet te laat beklaagen.

[blocks in formation]
[ocr errors]

OVERZETTING DER BRIEVEN VAN EEN HINDOO RAJAH; VOORAFGEGAAN VAN EEN BERIGT WEGENS DE GESCHIEDENIS, DEN GODSDIENST EN DE ZEDEN, DER HINDOOs. Door ELiza hamilton.

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

chetfen en tafereelen van de Gewoonten, Zeden en Sche Gebruiken, der Europeaanen, door veronderstelde Oosterlingen, zyn niet zeldzaam. Welgefchreeven bevallen zy natuurlyk, en door de berispingen daar in voor. komende, by de waarneeming van treffende beeldtenisfen, wordt de Dwaasheid verbeterd zonder hard. heid, en de lesfen der Wysheid en Braaf heid, van de "? lippen der Welwillendheid vloeijende, maaken eenen ,, diepen indruk. Van zodanig eenen aart en strekking zyn, onzes bedunkens, de Brieven van ELIZA " HAMILTON, in het Opfchrift vermeld.

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

Voor deeze Brieven gaat eene Inleidende Verhandeling, over de Gefchiedenis, den Godsdienst en de Zeden, van de Hindoos. Uit deeze zo wel als uit de Brieven zelve, zullen wy het voornaamfte, het meest treffende, mededeelen; en fchoon de waarneemingen, op de Europeefche Zeden gemaakt, meest die der Engelfchen betreffen, zullen anderen ze niet, zonder toepasfelyke leering, leezen kunnen. Voor het tegenwoordi ,,ge bepaalen wy ons tot het geen de Schryffter, in de Inleidende Verhandeling, vermeldt van de Gefchiedenis, "den Godsdienst en de Zeden, der Hindoos."

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors][merged small]

Dat gedeelte van Afia, den Europeaanen bekend onder den naam van Hindoftan, ftrekt zich van het Gebergte van Thibet, ten Noorden, uit, tot de Zee ten Zuiden; en van de Rivier den Indus aan 't Westen, tot de Burampooter in 't Oosten; bevattende dit Landfchap in zynen omme. kreits eene menigte van Landschappen, onder welke veele beroemd zyn, van de oudste tyden her, wegens de ge zondheid der Lugtsgefteltenisfe, de rykheid der voorts brengzelen, en de vrugtbaarheid van den grond.

Van deeze Landstreeke zyn de Hindoos (*) de oor fprong(*) Het woord Hind, waar van Hindoo, en Hindoftan, of

Land

[ocr errors]

fpronglyke Bewooners. Over de herkomst deezes Volks, in 't Oosten zo beroemd, heeft de tyd den dekmantel der vergetelnisfe uitgefpreid. De eigen Jaarboeken der Hindoos brengen die terugge tot een tydperk zo verre verwyderd, zo veel vroeger dan de Jaartelling der Europeaanen, dat de Europifche trots dezelve verwerpt. De heerlyke blyken van oude grootheid, egter, die men nog heden ten dage aantreft, en die met den onaflaatendíten vlyt door veele Engelfchen zyn opgefpeurd, leveren het onwederfpreeklykst blyk op van de oudheid deezes Ryks, en fchynen de verzekering te onderfchraagen van de Hin doofche Gefchiedboekeren,,, dat de duur van het Hindoftanfche Ryk niet geëvenaard wordt door de Ge fchiedenis van eenig ander deel des Menschlyken - Ge flachts."

[ocr errors]

i

Om reden te geeven van deeze buitengewoone duurzaamheid, moeten wy onze aandagt vestigen, niet op de grensfcheidingen door de Natuur gevormd rondsom de Landen deezes Gebieds; maar op de inwendige oorzaaken, ontstaande uit den aart huns Staatsbestuurs, uit hunne Wetten, Godsdienst en Volksvooroordeelen, en ftandhoudende Zeden.

Het oude Staatsbestuur in Hindostan fchynt eene Bondgenootschaplyke vereeniging geweest te zyn van ver. fcheide Staaten, elk beftuurd door deszelfs eigen Rajah, of Opperhoofd; maar, door eene foort van Bondgenootschaplyke Leenhoorigheid, onderworpen aan de Opperheerfchappy van den den Keizer, het Opperhoofd van alle.

De wyze, op welke de Rajahs het Regt van Heer

fchap

Land der Hindoos, afkomt, is van Perfifchen oorfpronge. Co lonel Dow wil dien naam afgeleid hebben van HIND, een veronderstelden Zoon van CHAM, den Zoon van NOACH. Andere Oosterlingen fchryven de herkomst deezer benaaminge toe aan de Rivier Indus. Ten wille der zodanigen, die vermaak scheppen in Woordafleidingen, voeg ik hier nevens eene Aantekening, gefchreeven op den kant eens Affchrifts der Gentoo-Wetten, thans in myn bezit, door een Man wiens kennis in de Perfi Banfche Taal allen overtrof: Het woord Hind wordt menigmaal door de Perfifche Dichters gebezigd, om zwart of don. kerverwig te betekenen; en het is waarfchynlyk, dat Hin dos niet meer betekent dan een zwart Man, even als ons ,, Neger van Niger afftamt."

[ocr errors]
[ocr errors]

1

« EelmineJätka »