Page images
PDF
EPUB

hulp schoot. Eindelyk, toen zy op het punt waren om op hun wrak van honger te fterven, kwam een Hollander, die ze vernomen had, welhaast bydraaijen, die ze in zyn fchip overnam, offchoon hy zelf nauwlyks zoo veel mondkost over had, om de eerfte haven van Spanje te kunnen bereiken. De wind was hem tegen, en hy had reeds twee dagen gebrek aan levensmiddelen gehad, toen hy te Malaga binnen kwam. De Deenen begaven zich by hunnen Conful, om de edelmoedigheid van den Hollandfchen Kapitein bekend te maken, die evenwel alle belooning afwees. Zes maanden later verloor dezelfde Hollander zyn fchip, op eenigen afstand van Malaga. Dewyl dit alles was, wat hy bezat, deden de kooplieden voor hem eene collecte. De Deenfche Conful, die 'er nevens anderen het zyne toe wilde geven, herkende den Hollander, en, getroffen door 't geen hy voor zyne landgenooten gedaan had, raadde hy hem, eenigen tyd daarna zich naar Koppenhagen te begeven met brieven van aanpryzing aan den Kroonprins, die hy hem zou medegeven. De brave Hollander ondernam de reis. Zoodra de Vorst, die alreeds onderricht was van 't geval, den ongelukkigen Hollander zag, en de brieven van den Conful had gelezen, nam hy den Weldoener der Deenen by de hand, betuigde hem zyne grootste dankbaarheid voor de betoonde edelmoedigheid, en deed hem in de uniform der Deensche Marine kleeden, met den gefchonken rang van Officier, en een jaarlyks penfioen van 300 ryksdaalers. De Hollander, zoo zedig als edelmoedig, bad zyne Hoogheid hem toe te ftaan liever een Koopvaardyfchip te voeren, dewyl hy zich niet in ftaat vondt om een Koninglyk Oorlogfchip te bestuuren. Aanstonds beval

hem zyne Hoogheid aan het huis van Coning, door welke kort daarna een groot Schip gekocht werd, waarover onze Hollander, gekleed in Deensch uniform, en bevoorrecht met het vergund penfioen, thans nog het bevel

voert.

PROEVE OVER ANGSTVAllige bekoMMERDHEID.

choon veele van de rampspoeden des menschlyken leevens

kan voorzien, en geene fchranderheid dezelve voorkomen, zyn 'er andere, in welke wy een werkzaamer deel neemen en die wy gezegd mogen worden, in eene groote maaté, te

Van deezen aart

vermeerderen, indien niet te fcheppen. zyn de onheilen, welke uit angstvallige Bekommerdheid ont ftaan; eene aandoening, die, fchoon dezelve zamengesteld fchyne uit Hoop en Vrees, de uiterste paalen van beide te buiten gaat en de ziel laat in eenen toeftand, geheel onderfcheiden van alle voorige aandoeningen, hebbelykheden en neigingen.

[ocr errors]
[ocr errors]

Angstvalligheid, wanneer dezelve werkt op plans om groot in de wereld te worden, en dus alleen dienstbaar is aan Trots heid of Weelde, voorwerpen enkel gezogt om de genietingen welke de mensch zich daar uit belooft, levert een voorwerp óp, 't geen beftraft of belacht mag worden, zonder eenige fchennis van den pligt der Menschlievenheid. Indien, in het bejag van zulke oogmerken, iemand geene andere middelen aanwendt dan die wettig zyn, en hy egter zich geen hooger dan 't gemelde einde voorftelt, mag zyne Angstvalligheid gerangfchikt worden onder die eigenschappen van een Gierigaart, waar van zeker Schryver zegt,, dat zo hoogstbelachlyk zyn, ,, dat noch verwantfchap noch verpligting, dezelve kan we derstaan; dat zy liefde, belang en eerbied, verbannen; een ,, afhangeling, een kind, dwingen om zich in lachen toe te geeven." Maar, indien hy onverfchillig is omtrent de mid delen, waar door hy zich in hooger rang verheffe, of zyne rykdommen vermeerdere, dan wordt het flaagen een misdaad om welke te hekelen geene te fcherpe woorden kunnen uitgedagt worden. De Angstvalligheid van zulk een Man is eene vermeerdering zyns misdryfs; dewyl dezelve ten bewyze ftrekt van zyn bepaald oogmerk.

[ocr errors]
[ocr errors]

'Er zyn andere gevallen, in welke de angstvallige Bekommerdheid der daar in betrokkenen befchouwd kan worden zonder eenig gevoel van teder deelneemend medelyden; gevallen, die, in eenen zedelyken zin befchouwd, misfchien onverfchillig zyn, of zy flaagen, dan niet; en waar in rede- en raadgeeving misschien niet geheel vrugtloos verfpild worden. Veele der teleurstellingen van de vrolyken, van de jeugdigen, zyn van deezen aart. Zy mogen weggenomen worden zonder vrees van aanstoot, of botgevierd zonder verdenking van wreedheid.

[ocr errors]

Maar 'er is eene andere foort van angstvallige Bekommerdheid, welke onze opmerkzaame aandagt trekt en ons medelyden in eene veel hooger maate; fchoon wy, ten allen dage, de overtuigendfte bewyzen ontmoeten, van hoe weinig beduidenisfe alle onze poogingen zyn om het geweld dier boezem. verfcheurende Aandoening te leenigen.

Het is de Angstvalligheid, welke ons aangrypt als wy een Vriend zien, wiens leeven, door ziekte, op den oever des grafs is. Van alle onmaatige driftsaandoeningen ftaat deeze alterminst onder het bedwang der Rede. Zy heeft de overhand

op verstand, 't welk het oordeel moest regelen, en op gevoel, 't welk onze daaden moest beftuuren. Het baart eene ge heele vergeeting van onszelven, van onzen pligt. Het brenge ons geheel geftel in wanörde; het kloppend hart beeft; wy worden raad- en magtloos. Te vergeefsch poogen de

min diep deelneemenden op te haalen de nietsbeduidenheid van ongegronde vrees en het hart ontheisterende boezemsmerte; te vergeefsch fpreeken zy van de waarschynlykheid der herstellinge; te vergeefsch haalen zy op, het niet daarzyn van flegte tekenen; te vergeefsch pryzen zy bedaardheid en ftilte aan, als hoogstnoodig tot het herstel des Lyders. Elke gedagte is zwanger van onrust, elke zugt vermeerdert de boezemfinerte; en de verbeelding fchildert zich, het tegenwoordige voorbyloopende, toekomstige tooneelen van het akeligst jammer. De kunde van den Arts wordt in twyfel getrokken; men vergt hem te verklaaren wat men niet wil verftaan, en te voorzeggen wat men niet wil gelooven. Neemt hy een ernftige houding aan, deeze bevestigt alle opgevatte vrees; geeft hy vertrouwlyk zyne hoop op herftelling te verftaan, men befchuldigt hem van voorbaarigheid. Geheel is het een ftryd tusfchen ge. zond verftand en aandoening tusfchen gezond verstand, 't geen de gepastheid der hoope toont terwyl 'er nog leeven is; en van aandoening, die plaats inruimt voor alles wat vrees inboezemt.

Gemaklyk zou het vallen een reeks van bewysredenen by te brengen tegen het botvieren aan eene aandoening waar uit niemand eenig nut kan trekken; waar door men 'er twee, in stede van één, doet lyden; waar door hy, die met krankheid bezogt is, geene verligting kan krygen, en hy, die door medelyden zich diep getroffen voelt, geen hulp kan verfchaffen. Maar het is geen ftuk, 't welk onder redeneering valt; en, fchoon men het niet voor vermetel houde, zal men het altoos nutloos vinden, de bevreesdheid, uit toegenegenheid gebooren, met redenkavelingen tegen te gaan. Toegenegenheid zelfs is niet altoos een voorwerp waar van men reden kan opgee ven. Wy weeten doorgaans, waarom wy den eenen perfoon boven den anderen beminnen; maar wy kunnen noch onszelven in zyne liefde of daar uit beredeneeren.

Zullen wy dan deeze tot angstvalligheid overflaande Bekom. merdheid berispen, dewyl dezelve geen voorwerp van redenkaveling is, en om dat wy, in alle andere gevallen, behooren te handelen als redelyke weezens? Neen: fchoon bedeeld met een redelyk vermogen, zyn wy niet volmaakt in het gebruik van 't zelve. Onze leeftyd, hier, is een tyd van Beproeving, niet van Zegepraal over onze natuur; en hy, die geleerd heeft zyne verknogtheden te overwinnen, en zyne genegenhe den door redeneering te maatigen, heeft het betere gedeelte van den Mensch deels te onder gebragt; by heeft eenige van

de

de verdrietlykheden weggenomen, maar tevens veel meer van de genoeglykheden des leevens. Weinig is hy te benyden, die te veel de Wysgeer is, om voor zyn Vriend bekommerd te weezen; en hy, die geen Vriend heeft, omtrent wien zyne vrees kan werken, is het eenzaamfte en verlaatenfte weezen - onder het Menschdom.

Wanneer wy in aanmerking neemen, hoe veel mangel aan gevoel, vriendfchap uit baatzugt gebooren, en dubbelzinnigheid van gedrag, heerscht; hoe zeldzaam men zuivere gene genheid aantreft; hoe fchaars het oog traant door uit het hart opwellenden kommer; zullen wy niet gereed klagten ftorten, fchoon wy, voor een tyd, de ongelegenheden zien van de angstvallige Bezorgdheid, ontstaande uit agting, liefde en dankbaarheid, en die de tegenwoordige genietingen met mogelyke elenden afwisselen.

Desgelyks zal ons deeze angstvallige Bezorgdheid niet geheel ongegrond of redenloos voorkomen, wanneer wy in aanmerking neemen, hoe geheel onzeker het lot is van den gezondften en fterksten; hoe onzeker en bedrieglyk de voortgangen eener ziekte, en hoe weinigbeduidend dikwyls de menschlyke kunde om de Geneesmiddelen te doen werken in de verhoolene zitplaats der kwaalen.

Ware niet deeze kommervolle Bezorgdheid voor het leeven van eenen dierbeminden Vriend zo natuurlyk, dat ze allen vermoeden van kunstenary voorkwam, het zou eene foort van voorzigtigheid mogen genaamd worden, al onze vreugde in te houden tot het uur van volkomene herstelling, en tot de fpoedige kentering van de ebbe der wanhoope, tot den vloed van verzekerde hoope, dankbaarheid en gelukwenfching. - In de daad, was dit een fluk vatbaar voor raadgeeving, geene raadgeeving zou misschien voorzigtiger weezen, in alle gevallen van het hoogst gevaar dreigende ziekte, dan zich tot het ergfte voor te bereiden, alle koesteringen van hoope en ver trouwen op een gelukkigen keer te vermyden. En liep men geen gevaar om dit te verre te brengen, zou zulks, in de meeste gevallen, van eene heilzaame uitwerking weezen. De zwaarigheid, nogthans, van uitersten te vermyden, is in geen geval zo groot als dat waar van wy thans fpreeken.

Want hier ftaat aan te merken, dat deeze angstvolle Be⚫ zorgdheid zich geheel bepaalt tot de zodanigen, die, gedreeven door eene warme toegenegenheid, in hunne denkbeelden het gemis van eenen Vriend vervroegen. Algemeene deelneeming in anderer elenden mag men onder vreemdelingen aantreffen: want medelyden is den Mensch zo natuurlyk eigen, dat zelfs de flegtften het eene moeilyke taak vinden, die aandoening te onder te brengen. Maar wanneer het opklimt tot de fmertlyke Angst valligheid, welke genegenheid veronderstelt, kan her, hoe beminnelyk zulks ons moge fchynen, nogthaus niet

on

oneigen geagt worden hier in 't midden te brengen, dat het een gebrek aan vertrouwen verraadt op dat Weezen, 't geen wy ons verzekerd mogen houden dat alle gebeurtenisfen ten beste fchikt; en een wantrouwen aan dien grondregel, welken de ondervinding, dag aan dag, bekragtigt: dat het geen wy Onheil heeten, dikwyls, ten grootsten voordeele ftrekt.

tert.

Dit zyn, ik beken het, overweegingen, welke men niet gemaklyk kan aandringen op het oogenblik van zielknellenden angst, wanneer de ziel gansch en gaar met het voorwerp des kommers is ingenomen, en dat ééne geheel het hart vermees'Er is eene omstandigheid, welke ons moet bevredi gen met de kommervolle aandoeningen van in 't hart diep gewonde Lyders; hierin bestaande, dat zy de eigenste Lieden zyn, die waarschynlyk voordeel zullen doen met de geweldig treffende aandoening; die met dankbaarheid zullen te rug zien op de doorgeworftelde gevaaren, en, met gemaatigde hoope bezield, vooruitzien op toekomende genietingen. Ondervonden hebbende, hoe fchielyk de zodanigen, die zy het hoogst agtten, voor altoos, van hunne zyde kunnen wegge. raapt worden, leeren zy die schadelyke driften onderdrukken, en die uitbundigheden van aart, waar door zo veel menfchen. geluks verlooren wordt, beteugelen, en een zagtaartigen, weldaadigen en vergeeflyken, geest aankweeken; op dat zy, wanneer het uur van verscheiden schielyk aanbreekt, met geen zorgvol hart daar op hebben te rug te zien, dat zy het misschien verhaast hebben door een ligt tot toorn vervoerbaaren aart; en hetzelve verwelkomen als eene ontheffing van staag wederkeerende moeilykheden.

Tegenfpoed is heilzaam, wanneer dezelve het hart vertedert; wanneer dezelve ons fpeent van eene al te verre gaan. de bezorgdheid voor de overtolligheden deezes leevens; voorkomt, dat onze Weltevredenheid niet gestoord wordt door Eerzugt. Indien de Tegenfpoed ons overtuigt, dat het leeven kort is, zullen wy den korten en kostlyken tyd der beproevinge niet verkwisten in ledigheid, of verbitte ren door den gal van twist. Indien dezelve ons meer en meer verzekert van de onzekerheid des leevens zullen wy niet gedoogen dat de verwilderende vermaaken van 't zelve ons onbedagt doen worden op den pligt van eene hebbelyke voorbereiding tot dat geen, 't welk ieder Mensch ge⚫

» zet is."

[ocr errors]
[ocr errors]

DE

« EelmineJätka »