Page images
PDF
EPUB
[ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small]

AHEB, de geleerde SAHEB, door den Sultan van Carizme met

elken dag met een of ander zinnebeeldig voorstel of verhaal te onderhouden, met oogmerk om door dezelve het hart van den jongen Vorst te vormen. In de Perfifche Jaarboeken vinden wy opgetekend, dat hy zich van 't volgende, onder andere, bediende:

[ocr errors]

Een Toveraar vervoegde zich by Koning zоHAK, en verrigtte, in tegenwoordigheid des Hofgezins, veele verbaazende dingen, waar mede hy den Vorst vol verwondering bragt en vermaakte. Op zekeren dag voerde hy den Koning te gemoete:,, Koning der Koningen! 't geen gy tot nog gezien hebt zyn flegts de gemeene voortbrengzelen myner kunstbekwaamheid, en naauw,, lyks uwe Vorstlyke aandagt waardig; maar, indien gy my wilt vergunnen tweemaalen u in 't oor te blaazen, dan zule gy oogenbliklyk iets veel vreemders ontwaaren." Ор

[ocr errors]

het oogenblik dat hy daar toe verlof van den Vorst bekomen hadt, zag ZOHAK, naa inwendig eene fterke beweeging gevoeld te hebben, die egter eer geweldig dan fmertlyk was, twee Slan. genkoppen voortkomen, wier koppen, op de hoogte van zyn hart, ten lyve uitkwamen.

[ocr errors]
[ocr errors]

Snoodaart!" riep zyne Majefteit uit, wat heb ik u misdaan? Waarom heeft uw vergiftigende adem, in myne inge. ,, wanden, twee Monsters doen gebooren worden, gereed om dezelve af te knaagen?"

[ocr errors]

"

[ocr errors]

De Toveraar antwoordde: Vrees niet, myn Vorst; betuig ,, my uwen dank voor de dierbaare gave, welke gy dus on,, dankbaar verfmaadt. Deeze twee Slangen maaken de zekere , waarborg uit van het geluk uws Leevens, en den roem uwer Regeeringe. Alles hangt af van het verzadigen van den hon. "ger deezer Slangen, en aan dezelven het voedzel te verschaf fen by 't welk zy alleen kunnen leeven. Kies, van tyd tot » tyd, een zeker aantal uwer Onderdaanen uit, draag zorg om ze van de gemeente en laagfte foort te neemen, voed met » hun vleesch deeze godlyke Dieren, en lesch derzelver dörst met het bloed deezer Lieden. Draag bovenal zorg dat gy niet luistert na een laag en gevaarlyk medelyden. Bedenk, dat alles, wat u behaagt, regtvaardig is; en dat u te wederhouden van een klein kwaad te doen, wanneer zulks nood,, Zaaklyk is, op een uitkomt met het character en de werk› zaamheden eens Oppervorsts te verzaaken."

[ocr errors]

"

"

ZOHAK fchrikte, in 't eerst, om zulk een wreeden raad op

te

te volgen; maar, dewyl zyn geluk 'er van fcheen af te hangen, ftondt hy niet lang in twyfel, ja, binnen korten tyd, wenschte de ontmenschte Vorst zich zelven geluk met deeze behoefte. De honger deezer twee Dieren, welke nu in hem ingelyfd en een gedeelte van zyn bestaan geworden waren, werd zyn eigen honger. Zy verzadigden zich nimmer, of hy verbeeldde zich daar door eene aangenaame gewaarwording te voelen. Voor niets rekende hy de zugten, de traanen, het bloed en 't leeven der ongelukkige Perfiaanen. In 't kort, hy befchouwde zyn Volk als eene veragtlyke Kudde, geschikt om naar zyn welgevallen geflacht te worden.

Dan eerlang begonnen de Perfiaanen ZOHAK aan te zien als een Monster, greetig om hun allen te verflinden; de overmaat der onderdrukking en wreedheid werd eerlang zo groot, dat zy op 't laatst ophielden hem te vreezen. Zy ftonden tegen den Dwingeland op, dreeven hem van den Throon, dien hy verontheiligde, en flooten hem op in een verfchriklyk hol in 't gebergte van Damavend. Daar werd hy met zyne twee Slangen alleen gelaaten; en, niet langer in ftaat om hunner greetigheid voldoening te geeven, ftrekte in 't einde het Lichaam van ZOHAK hun ten voedzel!

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

Welk eene verfchriklyke Gefchiedenis!" riep de jonge Prins uit: Om 's Hemels wil, vertel my cene andere, na welke ik kan luisteren zonder van fchrik weg te krimpen ! SAHEB antwoordde : Zeer gaarne voldoe ik aan deeze uwe regtmaa,, tige begeerte. Luister na deeze zeer eenvoudige en korte.” Een jong Sultan gaf al zyn vertrouwen aan een listigen en bedorvenen Gefnedenen: deeze Snoodaart boezemde hem valsche denkbeelden in, ten opzigte van den Roem en 't Geluk der Vorsten. Welhaast wekte hy in 's Kweekelings hart de begin. zelen van Trotsheid en Luiheid; de Vader en Moeder van allen misdryf. Overgegeeven aan deeze twee Ondeugden, offerde de jonge Vorst zyne Onderdaanen aan dezelve op. Hy ftelde zyn eer in het Menschdom te veragten, en zyn geluk in 't zelve rampzalig te maaken. Welk was het einde van dit alles? Hy verloor zyn Kroon, zyne Schatten en zyne Vleijers; niets bleef hem by dan Trotsheid en Luiheid; en, niet langer in ftaat deeze veelbehoevende zielsgefteltenisfen te voldoen, stierf hy door schaamte en wroeging.

T

De Prins van Carizme toonde zich voldaan over de laatst hem vertelde Gefchiedenis. ,, Deeze," fprak hy,,, ftaat my beter aan dan de voorige; zv ftuit my niet door de afzigtigste wreedheid! ,, Helaas, myn Zoon!" hervatte SAHEB 't is egter een en dezelfde!

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[blocks in formation]

Het Stukje van den Eerw. J. KRAMER zal in een volgend No. geplaatst worden; en het Betoog van den Burger J. D. zal ras volgen.

MENGELWERK,

TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, BETREKKELYK.

REDE EN SCHRIFTMAATIGE BEDENKINGEN, OVER DE INSTELLING EN HET EINDE VAN HET BUR GERLYK BESTUUR; OF, OVER DE PLIGTEN VAN OVERHEDEN EN ONDERZAATEN.

Na

(Volgens het Engelsch van JAMES FOSTER, DD.)

(Veryolg en Slot van bl. 130.)

welke

Taa alles wat wy over het thans onderhanden zynde belangryk Onderwerp gezegd hebben, fchiet nog ter behandelinge over, het grootte en gewigtigste van alle, en reikende, in de gevolgen befchouwd, verder dan het uiterfte tydperk van alle Burger - Maatschappyen, en de ontflooping der wereld zelve. Naamlyk is de juistite uitgestrektheid, en welke zyn de paalen, van de Magt der Överheid, ten aanziene van den Godsdienst en de Regten des Gewcetens? En hieromtrent, geloof ik, zal, naa eenig onderzoek, blyken, dat de Overheid geen Gezag altoos hebbe, noch kan hebben, als ontleend van GOD, van de Natuur, van het Volk, of van den aart en het oogmerk haarer Bedieninge.

[ocr errors]
[ocr errors]

In alle daaden van Regtvaardigheid, en omtrent veele andere takken van Zedelyk Gedrag, heeft de Overheid, in de daad, een ontwyfelbaar Regt om tusfchen beiden te treeden; en decze, welke desgelyks eeuwige Wetten des Hemels zyn, en onaffcheidelyke deelen van den waaren Godsdienst, aan te dringen, door de bekragtiging van Burgerlyke Wetten. Doch waarom? Geheel niet in zo verre zy Godsdienftige, maar enkel in zo verre zy noodzaaklyke Maatschappyelyke, Deugden zyn; of liever, en om eigenlyker te fpreeken, niet zelfs in zo verre zy Deugden zyn, Godsdienflige of gezellige, maar als uitwendige daaden of openbaare gedraagingen, noodig tot de orde en steun der Regeeringe. De uitwendige, de openlyke, daad van Getrouwheid en Billykheid zal even zeer MENG. 1798. No. 5. N

gai

aan alle burgerlyke bedoelingen beantwoorden, of dezelve voortkomt uit eene weezenlyke deugdzaame geftelte nisse van harte, of alleen uit vrees, en inzigt van tydlyk belang. En Burgerlyk Gezag, gelyk alle ander Gezag, noodzaaklyk bepaald zynde by deszelfs eind- oogmerk, moet het verder uitftrekken van 't zelve op dwing. landsch geweld en overheersching uitloopen. Het mag, in de daad, zommige dingen opleggen, die de Godsdienst oplegt; maar uit geheel verfchillende beweegredenen. Het mag, binnen den waaren omvang van 't zelve, bevatten, wat ook ftukken des Geweetens mogen 'heeten; en nogthans geen regt hebben om 'er zich in 't minfte mede te bemoeijen, voor zo verre zy weezenlyk het Geweeten raaken. En dat dit de juiste staat des gevals is, zullen de volgende bedenkingen, zo ik hoop, onwederleglyk aantoonen.

Vooreerst, dat, in zaaken louter Godsdienftig, GOD de éénige Wetgeever is, en moet zyn. Geen schepzel kan, zonder zich fchuldig te maaken aan verregaanden trots en vermetelheid, voorgeeven te bepaalen, welke de alge meene voorwaarden zyn van welbehaagelykheid in GODS oogen, of zelfs zo verre gaan om eenig ding vast te ftellen, , ten opzigte van openbaare Geloofsbelydenisfen of Eerdienst, zonder het Geweeten geheel vry en onbedwongen te laaten. Godsdienst is eene Wet voornaamlyk voor het hart, in de daad aangedrongen en versterkt door de innerlyke vermogens der menschlyke Natuure. Maar kan de Overheid kennis neemen van inwendige beginzelen of oogmerken? Kan deeze in 't hart huisvestende Deugd beloonen, of de inwendig hebbelyk geworden Ondeugd ftraffen, van welke beide zy, met geene mogelykheid volkomen onderrigt kan weezen? De Magt, die noch zeker onfeilbaare Wetten kan geeven, noch de kragt en werking dier Wetten verzekeren, noch in één geval, uit tienduizend gevallen, onderfcheiden wie fchuldig is of onfchuldig, kan zich het character niet aanimaatigen van eene Magt, door GOD befchikt en verordend.

De nadenkende overweeging hier van verdryft en vernietigt alle de eifchen van Burgerlyk Beftuur, om zich te bemoeijen met het geen den Godsdienst, of het Geweeten, betreft, 't zy in 't weezenlyke, 't zy in het daar toe ait kragte der omftandigheden behoorende; met het op. leggen van zaaken, noodwendig of onverfchillig gekeurd. Want zo ras 'er bedenklykheden en twyfelingen ontstaan,

om

omtrent zaaken, die, in haare eigene natuur, of onver fchillig geoordeeld worden te zyn, of weezenlyk zodanig, worden zy onmiddelyk zaaken het Geweeten betreffende. En, uit dien hoofde, moet, zelfs in die gevallen, het Gezag der Overheid niets betekenen; ten ware het onbe grensd en volftrekt is in alle gevallen. Dit laatste nu te beweeren, zou Rede, Geweeten en Braafheid teffens vernietigen; en het Bestuur van GOD zelve uitfluiten.

Want het is een allervastgaandste waarheid, dat, indien de Overheid Regt hebbe om Wetten en Vaststellingen te maaken, ten aanziene van den Godsdienst, GOD geen Regt kan hebben. Om dat, tusfchen een Alweetend Alvermogen, en eene bepaalde, zwakke en feilbaare Magt, in ontelbaare groote en gewigtige gevallen, geen zamenftemming van regelmaat kan weezen. Weshalven, indien GOD verworpen wordt, als de ééne Opperbestuurder van de geheele Godsdienftige Wereld, het gevolg daar van moet weezen, dat 'er geen Regeering, geen Godsdienst, in 't geheel is; maar het Menschdom overgegeeven aan de onwisfe en willekeurige flingeringen van dwaaling, grilligheid en geweld. Ten anderen. Naardemaal de Overheid, in de Gods. dienftige Wereld, (welke ftrikt en onveranderlyk GODS Koningryk is) geen aanfpraak heeft om Wetgever te weezen: dewyl zy geheel onbevoegd is tot het vervaardigen van gefchikte Wetten, tot eene onpartydige Bediening des Regts, en de daadlyke ondersteuning des Beftuurs zo bewyst dit even zeer, dat zy, noch uit de natuur noch volgens den ftelligen wil van het Opperweezen noch van de toestemming des Volks (de ftaatlykfte en heiligste bronnen van Burgerlyk Beftuur), regt hebbe om zich op te werpen tot eene Verklaarfter van Godlyke Wetten, of om Geloosbelydenisfen te vormen, of Geloofsartykelen op te ftellen, die algemeen moeten toegestemd en onderfchreeven worden, als een Maatftaf des Geloofs, of als Artykelen van Vrede, of ftrekkende om iemand bevoegd te maaken tot hoogere Voorregten en Eerämpten in de Maatschappy.

Immers de Wet der Natuure verklaart met luider ftemme, dat, ten aanziene van daaden van weezenlyke Deugd, van Pligten, tot GOD betrekking hebbende, en bedryven die in de Eeuwigheid uitloopen, de rang van den gemeenften Man volftrekt gelyk ftaat met al den trots en pragtig vertoon der grootsten en magtigsten deezer Aarde; dat Koningen zullen geoordeeld worden, niet naar de maate waar

Na

toe

« EelmineJätka »