Page images
PDF
EPUB

openbaarden zich mangel aan Geheugen, eene volkomene lusteloosheid, eene afwisfelende ylhoofdigheid, enz. Vervolgens kwamen 'er ftuiptrekkingen te voorfchyn, onder welke zich de krankte, in de vyfde of zesde week der Ziekte, met den dood eindigde.

Op de beschreevene wyze zag ik een jongen Geneesheer in de zesde week der Ziekte fterven, wiens lyk ik bok geopend hebbe. Een weinig laater wierd een ander voortreffelyk jong Geneesheer, die my in die lyken - opening had bygeftaan, door die zelfde Koorts aangetast. Daar ik een tydlang van Gottingen afweezig geweest was, zag ik hem eerst op den achtften dag der Ziekte, en vond zyn toeftand zeer bedenkelyk. Zyn Hersfengeftel was ten fterksten belemmerd: eene allerdiepfte neerflagtigheid wisfelde af met kleine ylhoofdigheden. De Pols was fnel, klein en onregelmaatig. Men kon geene duidelyke verpoozingen van Koorts befpeuren; doch 'er was geenerley fpoor van onreinigheden in de eerste wegen De Geneesheer had, tot het voldoen aan deeze aanwyzingen, Spaanfchevliegplaasters aan de beenen laaten leg gen, en den Lyder voorts Wyn, Koortsbast en Kampher voorgeschreeven. Edoch deeze prikkelende middelen fcheenen zyn Hersfengeftel nog meerder te bezwaaren, de ylhoofdigheid vermeerderde en de angstvalligheid nam toe in een zeer hoogen graad. Onder deeze omftandigheden oordeelde ik het veiligst, om tot het bekoomen van meerder bedaardheid het warm Bad aan te pryzen, 't geen door den anderen Geneesheer insgelyks wierd goedge. keurd. Teffens lieten wy den Wyn, Koortsbast en Kam pher vaaren, en ftelden daar voor in plaats den Mindererfchen Geest, benevens laauwe waterige dranken met wat Wyn vermengd. De werking van dit eerfte warme Bad was zo onbefchryfelyk gunftig, dat het my zo by den anderen Geneesheer als by den Lyder zeer weinig moeite kostte, hem tot het aanhouden met dit middel te be weegen; fchoon het veel zwaarigheids inhad, een warm Bad te vervaardigen op eene kamer op de derde verdie ping. De Lyder was naauwelyks een half uur lang in het Bad geweest, of de ylhoofdigheid en de angstvallig. heid verdweenen geheel en al. De Lyder drukte my de hand, en verzekerde my, dat hy zich thans zeer wel be. vond, en zyn behoud van dit middel verwachtte. Wy hielden acht of tien dagen lang aan met het gebruik van

het

het Bad. Dagelyks bragt ik myn Vriend zelve daar in, en had tot belooning voor myne moeite het genoe gen hem dagelyks beter en eindelyk geheel hersteld te vinden.

Geduurende den Winter van 1789 heerschte in Hildesheim eene gelykzoortige Volksziekte. Ik gebruikte myn middel, daar ik het maar eenigzins kon aanwenden, en deed zulks steeds met het beste gevolg. Twee gevallen van Kranken zal ik hier by aanvoeren, die, zo ik meene, zeer veel bewyzen.

In eene zeer benaauwde wooning had ik vooreerst onder myne zorge een Kamerdienaar, wiens Ziekte in alles het beloop volgde der zo even befchreevene Zenuwkoorts. Een aantal van ongeregelde toevallen volgde de een op den ander, die zich echter alle door eene byzonde. re aandoening op de Hersfenen lieten verklaaren. In de derde week openbaarde zich eene algemeene onverschilligheid met ongevoeligheid en kleine ylhoofdigheden. Ik had zeven weeken lang tyd om alle mogelyke middelen aan te wenden; ook heb ik niet nagelaaten te beproe ven, wat ik konde uitdenken, als Wyn, Naphtha, enz. doch alles te vergeefsch. Gaarne had ik ook gebruik gemaakt van het laauwe Bad, doch zulks wierd onmogelyk geoordeeld van wegen de legplaats des Lyders, die in het midden der achtfte week overleed. Onmiddelyk daarop wierd een jong Vrouwsperzoon in het zelfde huis door deeze Ziekte overvallen. De toevallen waren, van den beginne af, zeer geweldig; eene onbefchryfelyke treurigheid en angstvalligheid, verzeld met eene doffe hoofdpyn en een fluipend niet geheel afloopend Koortsje, drongen de Zieke reeds met zes of acht dagen het bedde te houden, en kort daarop openbaarde zich, met den twaalfden dag, eene zeer gevaarlyke onverfchilligheid, door kleine ylhoofdigheden afgebrooken. Met den grootsten yver herhaalde ik myne aanpryzingen van het warme Bad, en bragt het zo verre, dat hetzelve tegen den vyf tienden of zestienden dag der Ziekte wierd in het werk gefteld. Het gevolg beantwoordde ten vollen aan myne beloften; de ylhoofdigheid verminderde ten fterksten, de Krankte nam hand over hand af zonder eenige duidelyke fcheiding, en na verloop van vier weeken was dezelve geheel verdweenen. Met de herstelling der kragten vorderde het intusfchen zeer langzaam, en 'er verlie. pen zeven of acht weeken, eer de Lyderes wederom kon

?

uitgaan. Ook wierd de heftigheid der nu geneezene Ziek te beweezen, door het geheel uitvallen van het hoofdhair.

[ocr errors]

In Sprokkelmaand van 1790, wierd ik geraadpleegd over den toeftand van een jongen Koopman, die, myns oordeels, volgens alle berichten, aan dezelfde Krankte ziek lag. Drie weeken lang was hy nu door een anderen Geneesheer, deels met zagte ontlastende, deels met de levenswerkingen aanzettende, middelen behandeld. Eene zorgelyke Zogverplaatzing myner Huisvrouwe, en de daar door by my ontstaane bekommering, welke my tot het onderneemen van eenigerhande bezigheid ongefchikt maak. te, belette my toenmaals de zorge deezes Kranken op my te neemen; ik gaf hierom alleen een mondelingen raad, en prees het gebruik van het warme Bad ten fterksten aan. Doch de Geneesheer fcheen geenerley vertrouwen op dit middel te hebben, en het wierd niet aangewend. Na verloop van veertien dagen weder in staat zynde myne zaaken buitenshuis waar te neemen wierd ik op nieuws tot dien Lyder geroepen, omtrent wiens geneezing de Arts alle hoop had opgegeeven, en wiens toeftand ik voorzeker ook allerbedenkelykst vond. Hy lag geheel en al zonder eenige bewustheid van zich zelven; de na tuurlyke ontlastingen liepen hem af, zonder dat hy ergens van wist; by aanhoudenheid mompelde hy tusfchen de tanden, in eene geduurige ylhoofdigheid; hy maakte allerley beweegingen met de handen, en pluisde steeds aan zyne bedlakens, enz. Teffens was de Pols zeer klein en fnel, 'er waren aanhoudende opfpringingen der peezen aanweezig, en de tong was gliniterend rood, zeer droog en zonder eenig beflag. Dikwyls openbaarde zich een drooge hoest, door welke meer of min fchuimend bloed wierd opgegeeven. De Krankte had nu volle vyf weeken geduurd, ontlastende en prikkelende middelen waren in overvloed gebruikt, en men had nu inzonderheid een tydlang zyn toevlucht genoomen tot Wyn en Mofchus in zeer ruime giften, doch alles te vergeefsch; zo dat niets dan een kort op handen zynde dood te wag ten fcheen.

Met dit alles ftelde ik ook in deezen byna hoopeloo zen toestand de warme Baden voor, in vertrouwen, dat, zo dezelve al niet in ftaat mogten zyn om in dit byna wanhoopig geval aan de verwagting te voldoen, dezelve ten minsten geenerley nadeel zouden kunnen veroorzaa

ken.

ken. De Geneesheer en de Naastbeftaanden, die zich toch ook geenerley gunftig einde voorstelden, ftemden hier zeer gaarne in toe. Het eerfte Bad verfchafte ons reeds verligting van toevallen, waar door wy niet weinig wierden aangezet, om in het gebruik van dit heerlyk middel te volharden. Het bloedfpuwen hield spoedig op, de ftoelgang minderde in hoeveelheid, en liep niet langer onwilliglyk af. Na verloop van acht dagen was de Lyder buiten gevaar, en binnen de drie weeken was dezelve volkomen hersteld.

[ocr errors]

BERICHT AAngaande den beroemDEŃ KRUIDTÙIN
VAN KEW. Door B. FAUJAS-ST.- FOND.

Deze zal ipreeken van het Woonhuis, noch van eeze heerlyke plaats ligt zeven mylen van Londen.

de Tuinen van vermaak en verciering, noch van de Zomerhuizen, Bruggen, Priëelen, enz. die dezelve vercie. ren; ik zal my alleen bepaalen tot den Tuin, welke dient tot onderrichting. GEORGE III heeft in denzelven doen verzamelen alle zeldzaame voortbrengzels van het Groeijend Rijk, uit alle oorden der waereld by elkanderen gezogt. Hy heeft daar door aan de Kruidkunde een gewigtigen dienst beweezen; eveneens als hy den Sterrekundigen van het grootste nut geweest is, door het bevorderen van den onvermoeiden arbeid van HERSCHEL, en door hem in ftaat te ftellen, om grootere en volmaakter Telescoopen te vervaardigen, dan tot hier toe iemand had kunnen doen.

[ocr errors]

De Tuinen van Kew zyn zo uitsteekend aangelegd, en zo wel onderhouden; de orde en fmaak die er in heerfchen, zyn zo voortreflyk; de Konst heeft hier zo meesterlyk gezocht na te bootzen alles, wat fchoon en treffende is in de Natuur, dat ik deezen Tuin verre ver heven oordeele boven alles, het geen ik ooit van dien aart gezien heb.

Toen ik my aldaar bevond, was het weder zeer fchoon, en het faizoen zo gunftig geweest, dat de zeldzaamfte Gewasfen aldaar eene weelde vertoonden, door de verfcheidenheid hunner bladen, bloemen, vruchten en geu. ren, dat 'er een geheel uit gebooren wierd, 't geen waarlyk betoverend was.

MENG. 1798. No. 5.

[ocr errors]

* Geen

't Geen de meeste bewondering verwekt, in deeze vetzamelplaats van uitheemfche Gewasfen en vreemde Boomen, is de zo keurige netheid, zuivere fmaak en verftandige rangfchikking, die het onderwys aangenaam maaken. De mengeling van uitheemfche en inlandfche Gewasfen is zo uitmuntend ingericht, dat de geest zich alomme verlustigt; de gewaarwordingen zyn steeds vermaakelyk: alles is, als t ware, betoverend, en niets verveelt den befchou

wer.

De broeikasfen zyn met een byzonder overleg ingericht. Zommige worden geftookt met eene zeer maatige warmte, voor Planten die maar eene maatige hette vorderen. In andere heerscht een fterke drooge hette, gelyk gevorderd wordt voor de Planten uit Africa. De Americaanfche Gewasfen, daarentegen, die gewoon zyn aan een vochtigen en heeten dampkring, genieten hier insgelyks een zodanigen, door konst verwekt. Door middel van dergelyke voorzorgen en fchikkingen, met welke de Natuur nagebootst wordt, groeijen hier de tederfte Gewasfen byna even weelderig, als in hun Vaderland.

Met een byzonder genoegen zag ik in een der broeikasfen eene zeer byzondere Plant, die zedert eenige dagen bloeide. Dezelve was de Hedifarum girans, of tril, fend Byltjeskruid, door Dr. PATRICK RUSSEL, in 1775, uit de Indiën medegenomen. Deeze by uitneemenheid fraaije Plant is door de Natuur voorzien met eene zo aanmerkelyke gevoeligheid, dat zy, hoewel geplaatst onder een glazen ftolp, die allen toevloed van lucht belet, op het midden van den dag, wanneer de zon in haare volle kragt is, met haare zydelingfche blaadjes zulk eene byzondere trapswyze beweeging maakt van opheffing en nederdaaling, dat men zeggen zou dat die trilling door eene of andere verborgen konstftreek wierd voortgebragt,

Gelyktydig bloeide ook eene andere zeer byzondere foort van Byltjeskruid, door Sir JOSEPH BANKS uit Cochinchina medegebragt. De bladen deezer Plant hebben eene zo byzondere gedaante, en eene zo zonderlinge mengeling van kleuren op hunne oppervlakte, dat men aan dezelve den naam gegeeven heeft van Hedifa rum Vefpertilionis, of naar een Vledermuis gelykend Byltjeskruid. Ondertusschen gelykt de kleur, ligtheid en omtrek der bladen meer naar de vleugels van een graauwachtige Vlinder.

Onder de menigvuldige zeldzaame en byzondere Ge

was

« EelmineJätka »