Page images
PDF
EPUB

ailes bewond ik met eenig oud doek. Hier in bestonde de geheele bewerking.

Mr. DYOT BUCKNALL begreep, dat deeze Genees- en Heelwyze der anderzins verloorene Boomen wel zou geJukken, en verzogt my dat ik hem die zou opgeeven. Ik deed het onmiddelyk, en hy verzekerde my 't zelve aan de Societeit te zullen zenden; doch verzogt my naderhand, dat ik zelve het in geschrift zou ftellen en u overhandigen.

De Proeve, in de Lente des Jaars 1794 genomen, flaagde boven de verwagting van den Onderneemer. De aangelegde Baststrooken hegten zich zo vast, en zyn zo voł van fap, als de Bast van eenigen anderen Boom. Zy bloeiden zo fterk, en groeiden zo weelig, als of 'er geen leed aan gefchied ware.

Ik moet, voegt 'er Mr. FAIRMAN nevens, hier by aantekenen, dat, stondt my deeze Boomgeneezende Proeve te herhaalen, ik zulks met eene meerdere behendigheid, of liever met eene omzigtiger voorzorge, zou doen; en moet hier byvoegen eenen misflag door my begaan, uit_verhaasting gebooren; hier in beftaande, dat ik de Bastftrooken foms verkeerd om geplaatst en de natuurlyke rigting niet in agt genomen hadt; in gevolge waar van de fappen niet konden omloopen.

HET LOT DER AFBEELDENDE KUNSTEN, IN VERSCHILLENDE tyden, IN NEDERLAND.

(Dienende tot een Vervolg op bl. 149.)

y befchouwden de afbeeldende Kunsten, van de

Tekenkunst af tot aan de Beeldhouwkunst toe, als uitwerk felen van een edel vermogen, door de Wysheid en Goedheid van den Schepper aan het Menschdom verleend, om hem in zyne Werken te kunnen navolgen, het genoegen der Maatschappy te vermeerderen, waarin wy ons zoo zeer van de Dieren onderfcheiden, boven alle andere Weezens, die met ons deezen Aardkloot be. woonen, verheffen. Wy maakten daaruit het billyk be fluit op, dat indien wy onzen pligt en ons belang ken nen, zoo wy eenigen fmaak en liefde voor de fchoone kunften bezitten, zoo wy eenige zugt voor ons Vaderland hebben, indien in hetzelve zulke geniën gevonden worden,

wel

welke eene overheerfchende neiging en gefchiktheid voor de edele kunst bezitten, - dat wy dan ook den Kunftenaar de verfchuldigde agting behooren te betoonen, hem het leeven wederkeerig aangenaam te maaken, hem aam het werk en een toereikend beftaan te helpen, om zich zonder belemmering geheel aan de kunst te kunnen overgeeven, en daar in alle mogelyke vorderingen te

maaken.

Laaten wy nu overzien het onthaal, dat de Kunsten in ons Nederland genooten hebben en nog genieten. Dat zy genooten hebben: hieromtrend kunnen wy niet anders, dan een gunftig berigt geeven. In vroeger tyden maakten onze Voorouders niet alleen voor zich zelven van de Teken- en Schilderkunst, die zelfs op de glasvensters aangebragt wierd, en van de Beitelkunst veel gebruik, waar van de overgebleeve gebouwen, en het aantal Meesters welke toen leefden, ten bewyze kunnen dienen; maar 'er was, vóór de Hervorming, nog een andere ryke bron van aanmoediging en bezigheid voor den Kunftenaar geopend. In den Rooms-Catholyken Godsdienst heeft men zich, gelyk bekend is, van tyd tot tyd, meer en meer toegelegd, om aan de Kerken alle mogelyke verciering te geeven. De eerdienst vorderde daarte boven schilderyen en beelden van Heiligen. De Schilder- en Beitelkunst kwamen daar toe te pas, daardoor ontbrak het de Meesters in beide vakken niet aan gelegenheid om zich te oefenen, en men kan niet ontveinzen, dat de toeleg van de Roomfche Kerk, om op de zinnen zoo wel als op de ziel te werken, den openbaaren Godsdienst allen luister en ftaatelykheid by te zetten, veel heeft toegebragt tot aanmoediging van de Tekenkunst zoo wel, als van de Muziek. Het mis bruik, dat hier van gemaakt wierd, liep by de Hervorming te zeer in het oog, dan dat daar in ook geene ver andering zou gemaakt worden. Evenwel is het te beklaagen, dat hier by door een woesten hoop, van een mogelyk opgeruid gemeen, uit verfchillende inzigten zulk eene helfche razerny haare woede heeft uitgeoefend, en met fchenzieke handen zoo veele kunststukken in den berugten Beeldenstorm heeft vernield. Terwyl men tot de eerfte eenvoudigheid der Christenen wilde wederkeeren, verviel men tot een ander uiterfte. Zelfs de Orgels wierden afgekeurd, hoe veel minder kon men dan Beelden en Schilderyen in de Bedehuizen verdraagen. Wyl de Her. vormde Catholyken fchielyk de meerderheid uitmaakten,

en

en

en in de bezitting van Kerken en Kloosters bleeven was het te dugten, dat deeze gebeurtenisten een allernadeeligften fchok aan de kunst zouden toebrengen, en die afkeer ook haaren invloed op de burgerlyke maatschappy zou hebben: maar het tegendeel had plaats. De Roomsgezinden, welke hunne Kerken niet op den ouden voet zagen praalen, fchaften zich in hunne huizen, wanneer zy vermogen hadden, de voortbrengfelen der kunst meer dan te vooren aan, en de Hervormden fcheenen, hetgeen zy met genoegen in hunne Godsdienftige zamenkomften konden ontbeeren, in hun byzonder leeven niet te willen misfen. Alwaar maar eenigzins de Schilder- en Beeldhouwkunst kou te pas gebragt worden, wierden handen in het werk gefteld; en de zuinige, werkzaame aart der Nederlanders, meer op het weezenlyke en duurzaame, min op het wufte gezet, werkte daar toe mede. De benaauwde tyden, waarin men om de vryheid van gewisfe en in den burgerstaat met zulk een ongelyken kans te gelyk moest vegten, mogten voor een korten tyd eenige opschorting veroorzaaken; naauwlyks kwam er eenige ruimte, naauwlyks begonden Zeevaard en Koophandel zich uit te breiden en de bronnen van magt en welvaard te openen, of men dagt aan de kunst, en de Kunstenaars vonden alle aanmoe diging en bezigheid. In andere tyden en Landen mag de Oorlog verderflyk zyn voor Kunften en Weetenschappen, hier bloeiden zy beide zeer weelig. Eer China ons over. laadde met Porceleinen, leverde de wieg en bakermat van den onsterffelyken HUIG DE GROOT Voor ryk en arm de onderfcheide voortbrengfelen van zyne hand over hand toeneemende fabrieken. Buiten de dagelykfche en werktuigelyke Schilders, kwamen hier dikwerf verdienstelyke meesters te pas, om pronkitukken kunftig te befchilderen. Hier en daar vindt men nog eenige overblyffelen, welke van kenners gefchat worden, en eene geheele uitmuntende verzameling van al wat zeldzaam en fchoon van deezen aart was vond men by den kundigen en braaven Liefhebber MAARSSE VEEN. Dit ging het rykfte Kabinet van Oost Indifche Porceleinen, dat ik immer zag, te boven. Jammer dat deeze gedenkstukken, geduurende zoo veele jaaren met yver byeenvergaderd, by eene openbaare veiling vertrooid zyn. Voorts bezette men de ruime haardfteden met aardig gefchilderde tegeltjes, of men vercierde 'er de muuren van geheele vertrekjes mee. Dat ook hier by de kunst niet te onpas kwam, kunnen alleen de

fchet

chetzen en tekeningen van den beroemden TER HIMPEL, welke hy voor zyne fabriek ontwierp, getuigen, die by alle Liefhebbers gekend en gezogt worden. De wanden van de kamers beftonden uit eikenhouten befchotten, met allerley lyst- en beeldwerk, of uit wit gepleisterde muuren, die met min of meer kunftige fchilderyen wa ren behangen. Deeze trof men overal, in elk huis van eenig belang, aan, en de Schilders vonden daar door rykelyk werk. Hier van daan de verbaazende menigte schilderyen, tekeningen en prenten, welke van tyd tot tyd door een zeer bepaald gedeelte van ons Gemeenebest zyn uitgeleverd. Wanneer men nagaat, hoe veele Kunstítukken, uit ons Land gegaan, door gansch Europa verspreid zyn, en daar by voegt de menigte, die 'er van tyd tot tyd op Verkoopingen geveild, en die nog in onze Kabinetten aangetroffen wordt, die meestal in den tyd van eene Eeuw gefchilderd zyn, kan men eenig denkbeeld maaken van den buitengemeenen bloei der Schilderkunst in dien tyd. Men trof openbaare en byzondere Teken- en Schilderfchoolen in de ruimte overal aan, en derzelver kweekelingen, zoo dra zy op hun eigen wieken begonden te dryven, wierden aan het werk geholpen door kunstlievende burgers of kunsthandelaars; of zoo zy hooger vlugt wilden neemen, en zich door hunnen roem voor de eerfte Kabinetten gefchikt maaken, begaven zy zich naar Italien, het algemeen kweekfchool der kunst, om daar de werken der groote meesters, of de ryke en grootsche natuur, te bestudeeren. Indien zy goede gronden gelegd, indien zy geest en lust hadden om te werken, konden zy die kosten op een goed vooruitzigt veilig ondernee. men. Zommigen reisden op hunne kunst, en wierden hier en ginds door Vorftelyke begunftigers uitgenodigd en aan 't werk gehouden. Welk eene ry van Nederlandfche Kunstenaars zouden wy niet kunnen opnoemen, die elkander zonder tusfchenpoozing zyn opgevolgd, of gelyktydig in Nederland geleefd hebben, HOUBRAAKEN geeft, bl. 130 van zyn tweede Deel, eene lyst van zestig voornaame Meesters, welke elkander in den tyd van 1560 tot 1660 onmiddelyk vervangen hebben, of tydgenooten geweest zyn. Hy telt 'er RUBBENS, JORDAANS, BREUGEL, SNYDERS, TENIERS, enz. onder, die eigenlyk Brabandfche Schilders zyn; maar wy kunnen, behalven deezen, zeer veele groote Meesters noemen, welke tot ons Land en de Nederlandfche School behooren: FRANS HALS, POELENMENG. 1798. No. 6. R

BURG,

1

[ocr errors]

BURG, J. DAVIDSE DE HEEM, REMBRAND VAN RHYN EM DE WIT, FERD. BOL, ADRIAAN en ISAAK VAN OSTADE, CORN. BEGA, GERARD DOU, GABRIEL METZU, BARTH. BREENBERG, JAN BOTH, ADAM PYNAKER, JAN STEEN, en zoo veel anderen meer, om van de Glasfchilders niet te fpreeken. Toen was het inderdaad een gulden eeuw voor de kunst; terwyl het beeldwerk niet vergeeten wierd overal, waar het maar eenigzins te ftade kwam, wierd de beitelkunst gebezigd; in lustho ven en buitenplaatzen, huizen, huisraad, gouden en zilveren vaten, en wat meer van dien aart was. Wy kunnen daar door ook eenige bekwaame kunstenaars in hout, fteen en metaalen noemen, fchoon derzel ver aantal by dat der Schilders niet in vergelyking komt. Deezen hebben zich een onfterflyken naam by alle befchaafde Volken, die eenigen fmaak in de kunst hebben, verworven; hunne werken worden op den duur alom gezogt, en duur betaald, hoe zeer de jalouzy van zommige bevooroordeelden, of de waan van misleide na praaters, de Nederlandfche School zoo wel als de Ne derlandfche Natie miskennen. Dan, hoe ftaan 'er onze Nederlanders in deezen tyd mee? volgen zy de voetstappen van hunne Voorouderen, en vindt de kunst by hun geen minder onthaal? Wanneer men gelooft dat de ruwheid der zeden merkelyk is verminderd, naar maate de befchaaving van gellagt tot geflagt is toegenomen dat de Natie meer verlicht is, dan dezelve in de voorige Eeuw en den aanvang van deeze was, zał men niet dan een gunftig denkbeeld van onze tyden kunnen vormen; en ondertusfchen beantwoordt de uitkomst geenszins aan deeze verwagting. By de befchaaving hebben de zeden en leevenswyze van andere Natien meer en meer invloed gekreegen, en die hebben ons geleerd onze deftige en massive wooningen naar de hunne te fchikken, onze vertrekken in hunnen fmaak te meubileeren, onze verkeering in dezelve, zoo wel als onze kleederdragt, naar hunnen maat in te rigten, en, met één woord, alles, zelfs onze taal, onze denkwyze, in een anderen vorm te gieten. Onze voornaamfte en welvaarendíte Steden hebben daar door een gansch ander aanzien gekreegen. Kleine en afgelegene behouden de voorige gedaante, die men, met veragting, ouderwetsch noemt. Wat wy daarby in zommige opzigten ook mogen gewonnen hebben, de kunst heeft er een aanmerkelyk verlies by geleden. De

Beeld

« EelmineJätka »