Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

39

Aan de Uitgeevers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.

A'

Geachte Vrienden!

lles wat uit de pen van den beroemden BENJAMIN FRANKLIN is voortgevloeid, verdient de opmer,,king van elken wysgeerigen menfchenvriend. Het volgende Stukjen las ik onlangs in het Franfche Maand-' ,, werk, l'Esprit des Journaux, voor de maand Maart deezes jaars. Hoe het daar worde opgegeven blykt uit het Opfchrift, en de bygevoegde Aantekening. Het ,, kwam my voor den grooten Man waardig te zyn; en ,, ik vond er, myns oordeels, de duidelyke blyken in ,, van die edele openhartigheid, die schrandere eenvou,,digheid, die waare braafheid, welke deezen door luch,, tigen Amerikaan altoos kenmerkten. Ik befloot het te vertaalen. Kunt gy het in uw Mengelwerk plaatzen, ,,het is zeer tot uwen dienst. Ik ben, met achtinge en heilwensch,

99

H........ April 1798.

Uw beftendige Leezer en
Goedgunner

E. S. N.

FRAGMENT der Gedenkschriften van FRANKLIN, door hemzelven opgefteld, maar niet uitgegeven (*).

mtrent deezen tyd (in het jaar 1730) vormde ik het

Ο ftoute en moeilyke ontwerp om tot de zedelyke vol

maaktheid te geraaken. Ik begeerde myn leeven door te brengen zonder eenigen misflag te begaan in eenig oogenblik ik wilde my meester maaken van alles wat my daartoe konde vervoeren; van natuurlyke neiging, gezelfchap, of gewoonte. Daar ik het goed en het kwaad kende, of meende te kennen, zag ik niet, waarom ik niet altoos

het

(*) Dit Stuk is getrokken uit een Engelsch Handfchrift, zynde het vervolg van hetgeen BUISSON VÓÓr eenige jaaren ge drukt heeft, en alsnog niet uitgegeven.

het ééne zoude kunnen doen en het andere vermyden. Maar weldra befpeurde ik, dat ik eene veel moeilyker taak had ondernomen dan ik my in den beginne verbeeld had. Terwyl ik myne aandacht besteedde, en myne zorgen aanwendde, om my van éénen misflag te hoeden, viel ik dikwyls, zonder het te bemerken, in eenen anderen: de hebbelykheid deed haar voordeel met myne onoplettendheid, of wel de neiging was te fterk voor myne reden.

Ik befloot ten laatften, dat, hoezeer men by befpiegeling overtuigd mogt zyn, dat het van ons belang zy volkomen deugdzaam te weezen, deeze overtuiging evenwel niet genoegzaam ware om onze valfche stappen te voorkomen; dat men de ftrydige hebbelykheden moest afbreeken, goede aanneemen en zich daarin versterken, eer men op eene beftendige en eenpaarige rechtheid van gedrag kon rekenen. Om daartoe te geraaken bedacht ik daarom de volgende fchikking.

In de onderfcheiden optellingen van zedelyke deugden, welke my by het leezen onder het oog waren gekomen, was de lyst meer of minder talryk, naarmaate de fchryvers een grooter of kleiner getal van denkbeelden begreepen onder dezelfde benaaming. De Maatigheid, by voorbeeld, had, volgens fommigen, alleen betrekking tot eeten en drinken; terwyl anderen de betekenis uitstrekten tot de gemaatigdheid in alle andere vermaaken, in alle lusten, geneigdheden en driften van het lichaam en van de ziele, en zelfs tot de gierigheid en de eerzucht. Ik ftelde my voor, tot meerdere klaarheid, liever gebruik te maaken van een grooter getal van woorden, en aan ieder derzelven weinige denkbeelden te hechten, dan my van minder uitdrukkingen te bedienen en ze met meer denkbeelden te verbinden. Onder dertien naamen begreep ik alle Deugden, welke ik diestyds befchouwde als noodzaaklyk of als wenfchelyk, en by ieder derzelve voegde ik een kort voorfchrift, hetgeen ten vollen aantoonde hoe ver ik derzelver betekenis uitstrekte.

Ziehier de naamen deezer Deugden, met ieders voorfchrift.

I. Soberheid. Eet niet tot dat het u bezwaart: drink niet zoveel, dat 'er uw hoofd door aangedaan worde. 2. Stilzwygendheid. Zeg niets dan hetgeen nuttig kan

R 5

zyn

zyn voor anderen en voor uzelven. zelachtige gefprekken.

Vermyd beu

3. Orde. Dat elke zaak by u haare plaats hebbe, en elk gedeelte uwer bezigheden zynen tyd.

4. Standvastigheid van Befluit (*). Neem vastlyk voor te doen hetgeen uw plicht is, en doe, zonder misfen, hetgeen gy hebt voorgenomen.

5. Zuinigheid. Maak geene onkosten dan tot welzyn van anderen of van uzelven; dat is te zeggen, geef niets te onpas uit.

6. Vlyt. Verlies geen tyd; wees altoos bezig met iets nuttigs, en onthoud u van alle bedryven, die dat niet

zyn.

7. Oprechtheid. Gebruik geene fchadelyke vermommingen; laat uwe gedachten onfchuldig en rechtmaatig zyn, en volg dezelve wanneer gy fpreekt.

8. Rechtvaardigheid. Benadeel niemand, het zy door hem kwaad te doen, het zy door verwaarloozinge van hem het goed te doen, waartoe uw plicht u verbindt.

9. Gemaatigdheid. Vermyd de uiterften: wacht u van u te vertoornen over de verongelykingen van anderen, hoezeer gy_meent 'er reden toe te hebben.

t

10. Zindelykheid. Duld geenerlei morfigheid aan uw lichaam, aan uwe klederen, of in uw huis.

II. Bedaardheid. Laat u niet ontroeren, het zy door beuzelingen, het zy door gewoone of onvermydelyke toevallen.

12. Kuischheid. Geef u zelden over aan het minvermaak: gebruik het nooit dan tot uwe gezondheid, of om nakomelingen te verwekken; maar nooit in die maate, dat gy uwe reden bederft, uwe krachten verliest, of het zy uwe eigene rust en achting, het zy die van anderen, benadeelt.

13. Nederigheid. Volg JESUS en SOCRATES na.

Myn oogmerk was de hebbelykheid van alle deeze deugden my eigen te maaken. Ik dacht, dat het goed zoude weezen, in plaatze van myne oplettendheid te verdeelen door de onderneeminge om ze alle te gelyk magtig te worden, dat ik de aandacht, geduurende eenigen tyd, op eene van alle vestigde, en, wanneer ik my van deeze verzekerd had, overging tot eene andere; en zo vervol

(*) Refolution.

gens,

gens, tot dat ik ze alle dertien had doorgelopen. En daar het voorafgaande verkrygen van fommige my dat van andere gemaklyker konde maaken, ftelde ik ze, met dat oogmerk, in de orde, welke men zo even gezien heeft. De Soberheid had de eerfte plaats, als gefchikt om die koelbloedigheid en juistheid van gedachten te bekomen, die zo noodzaaklyk zyn, wanneer men eene beftendige waakzaamheid moet in acht neemen, en zich op zyne hoede houden tegen de altoos byblyvende aanlokfels van oude hebbelykheden, en tegen de kracht. van geduurige verzoekingen.

Deeze deugd eenmaal verkregen en gevestigd zynde, werd de Stilzwygendheid zeer veel gemaklyker. Daar ik wenschte kundigheden op te doen ten zelfden tyde, waarin ák my zocht te volmaaken in deugd, overwoog ik, dat men hiertoe eerder geraakte door behulp van het oor dan van de tong; en dewyl ik daarom my wilde ontslaan van de hebbelykheid, die by my veld won, van babbelen, van aartigheden en fhaakeryen te zeggen, welke my alleen in beuzelachtige gezelfchappen aanneemelyk konden maaken, gaf ik de tweede plaats aan de Stilzwygendheid.

Door middel van deeze, en door de Orde, welke op haar volgt, hoopte ik meer tyd te krygen tot het voortzetten van myn ontwerp en van myne letteroefeningen. De Standvastigheid van Befluit, eenmaal tot eene hebbelykheid geworden, moest my bevestigen in myne poogingen om de overige deugden te verkrygen. De Zuinigheid en de Vlyt moesten my bevryden van de fchulden, welke ik nog had, my overvloed en onafhange lykheid bezorgen, en daardoor de betrachting der Oprechtheid en der Rechtvaardigheid gemaklyker maaken, enz.

Ik befloot vervolgens, dat, overeenkomftig met den raad van PYTHAGORAS in deszelfs gulden Verfen, een dagelyks onderzoek noodzaaklyk ware, en bedacht, om dit wel in te richten, de volgende fchikking.

Ik maakte een klein Boekjen, waarin ik voor elke Deugd eene bladzyde fchikte. Op die bladzyde trok ik lynen met rooden inkt, zodat zy verdeeld wierd in zeyen kolommen, eene voor elken dag der week, welke ik merkte met de eerfte letter van deszelfs naam. Over deeze kolommen trok ik dertien roode dwarslynen, ftellende aan het begin van elke dwarslyn de eerfte letter

uit den naam van eene der deugden. Op deeze lyn, en in de gepaste kolom, konde ik, met een klein streepjen gewoonen inkt, alle misflagen aantekenen, welke ik, by myn onderzoek, bevinden zoude dien dag tegen deeze deugd begaan te hebben.

Ik nam het besluit, om aan elke der deugden, de eene na de andere, geduurende eene week, eene geftrenge oplettendheid te besteeden. Dus droeg ik in de eerfte week groote zorg om het maaken der geringfte inbreuk op de Soberheid te vermyden; laatende de andere deugden over aan het gewoone beloop der dingen: alleen tekende ik elken avond de misflagen aan van den afgelopen dag. Ingevalle ik dus, geduurende de eerste week, myne eerfte lyn, gemerkt Soberheid, geheel zuiver mogt kunnen houden, befchouwde ik de hebbelykheid dier deugd als genoeg versterkt, en derzelver vyanden, de daartegen trydende neigingen, als genoeg verzwakt, om het ver der uittrekken myner oplettendheid, het voegen der naastvolgende deugd by de voorige, te kunnen waagen, en toe te leggen om in de tweede week twee lynen zuiver van merktekenen te houden.

Dus tot de laatste deugd voortgaande, konde ik mynen kring volkomen doorloopen in dertien weeken, en deezen loop viermaalen in het jaar herhaalen; even gelyk iemand, die eenen tuin heeft in orde te brengen, niet onderneemt al het onkruid in eens uit te rukken, hetgeen buiten zyn bereik en boven zyne krachten zoude weezen, maar op éénen tyd flechts op één bed arbeidt, en, wanneer hy dit heeft afgedaan, tot een tweede overgaat. Ik moest dus (ten minsten ik vleide my hiermede) het aanmoedigende vermaak genieten van myne vorderingen in de deugd te zien op myne bladzyden, door het allengskens uitwisfchen der ftreepjens op myne lynen, tot dat ik ten laatften, na etlyke herhaalingen, het geluk zoude hebben van myn boek geheel fchoon te zien, by het eindigen van een dagelyks onderzoek van dertien weeken.

Myn klein boeksken had tot opfchrift deeze verfen uit den CATO van ADDISON.

[ocr errors][ocr errors][ocr errors]

Hier houd ik ftand: en zo wy zeker zien en hooren
Een Hooger boven ons (dien wy aan 's hemels licht
Aan al dit aardsche zien natuurlyk voor 't gezicht)

« EelmineJätka »