Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]
[ocr errors]

lykst schepzel gemaakt! Indien gy nog eenig gevoel van eer bezit, indien gy vatbaar zyt voor eenig medelyden, zo bid ,, en fmeek ik u, dat gy een einde aan myn leeven maakt! Deeze weg staat u alleen open, om het ongelyk, my aan,, gedaan, te boeten! Gy kunt zulks met de uiterfte veiligheid doen; geen ziel is hier tegenwoordig;uw misdryf zal een geheim blyven, en min fnood weezen dan 't geen gy ,, gepleegd hebt. Ik wil het u vergeeven, ik wil u alles ver ,, geeven, indien gy my van het leeven berooft; in den dood heb ik myn éénige toevlugt."

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

RUDOLPHO verliet, zonder eenig woord te fpreeken, zyn ka. mer; floot de deur, en haastte zich na buiten; ongetwyfeld om verzekerd te weezen, dat niemand in huis, of op ftraat, de volvoering van zyn oogmerk kon verhinderen.

Hy was niet uit het vertrek gegaan, of LLUCAdea rees op, vervoegde zich aan eene zyde des vertreks, en, rondsom tastende, vondt zy een venster; zy opende de luiken, vast beflooten hebbende zich daar uit te werpen. Dan in dit oogmerk vondt zy zich verhinderd door yzeren tralien; doch het licht der maane, door de opening ter kamer invallende, ontdekte haar wat 'er in was. LEUCADEA ftondt stokstyf van verbaasd heid, een prooi aan steeds afwisselende bedenkingen. Doch rondsom zich ziende, en alles wat in de kamer was opneemende, zo huisraad als fchilderyen, ontdekte zy een Gouden Kruisbeeldje, op eene Bidplaats ftaande. Dit nam zy weg, en verborg het in haaren boezem. Hierop de blinden weder fluitende, wagtte zy in den donker af, welk een lot de bar. baar over haar befchooren hadt.

Welhaast keerde RUDOLPHO weder. Hy was alleen, en nog zonder licht. Hy zogt en vondt LEUCADEA, blinddoekte haare oogen met een zakdoek, nam haar, zonder een enkel woord te fpreeken, by de hand, bragt haar op straat, en, naa verfcheide ftraaten omgeloopen en doorkruist te hebben, hieldt hy ftil by eene groote Kerk. Hier liet hy haar ftaan, en liep in aller yl weg.

Het leedt eenigen tyd eer LEUCADEA het waagde om den blinddoek ter zyde te fchuiven. Eindelyk, niets rondsom zich hoorende, deedt zy dien weg, en vondt zich naby eene groote Kerk. Haur eerfte denkbeeld was, op haare knieën te vallen en tot God de vuurigste gebeden uit te ftorten. Dit gedaan hebbende, rees zy op, en keerde, met beevende fchreden, na het huis haars Vaders.

De ongelukkige Vader en diens on troostbaare Egtgenoote za ten haare vermiste Dogter met heete traanen te beweenen. Zy hooren aan de deur kloppen; Don CARLO fnelt 'er heen, en, de deur openende, `ziet hy zyne LEUCADEA: hy drukt haar in zyne armen, onder het uithoezemen der onbeschryfbaarfte blydschap.

De Moeder haast zich om deel te neemen aan dit hartroerend tooneel. Zy werpt zich in de armen van haare Dogter. Beiden

om.

omhelzen, beiden fpreeken zy tot haar te gelyk; zy noemen haar hun geliefde kind, hun eenige vreugd, de eenige fteun hunner boogklimmende jaaren. Zy besproeijen haare wangen met afbiggelende vreugdetraanen; zy doen en herhaalen eene menigte van vraagen; zy geeven haar geen oogenblik tyd om te antwoor den.

LEUCADEA wierp zich, toen de eerfte tedere aandoeningen eenigermaate bedaard waren, voor haars Vaders voeten neder, en verhaalde, met neergeslaagen oogen, en een gelaat van fchaamte bloozende, wat 'er gebeurd was. Overmeesterd door haare aandoeningen, was zy bezwaarlyk in ftaat het treurig verhaal ten einde te brengen.

"

[ocr errors]

De gryze Vader beurt haar op., en drukt haar aan zyn hart; zeggende: Myne waarde! fchuld alleen onteert; maar gy zyt onfchuldig. Vraag uw geweeten: verwyt het u eenig onkuisch denkbeeld, eenig woord, eenige daad, onvoegelyk ,, voor uwe Sexe? Neen, myne beminde Dogter! gy zyt nog dezelfde; gy zyt nog myne deugdzaame LEUCADEA! Myn va derlyk hart agt en bemint u, misschien in hooger maate, dan vóór uw ongeluk!"

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

LEUCADEA, vertroost door die verzekeringen haars Vaders kon nu de oogen tot hem opheffen. Zy toonde hem het Kruisbeeld, 't geen zy weggenomen en in haaren boezem verborgen hadt, in de hoop, dat het, ten eenigen dage, ten middel mogt dienen om haaren wegvoerder te ontdekken.

Don CARLO

nam het Kruisbeeld, 't welk hy eenige oogenblikken, in diep gepeins, bekeek; traanen rolden hem ten oogen uit. Wat 'er in zyne ziel omging, kan het vaderlyk hart alleen bezeffen. Toen hy zich in staat voelde om te fpreeken, boezemden zyne lip pen de gevoeligheid uit van diepgewonde eer gewond in het tederst gedeelte. Zyne vervoeringen maakten een diepen indruk op het hart van LEUCADEA. De goede Donna ma

RIA bragt eerlang zyne ontroering en driftvervoering eenigzins tot bedaaren. Zy nam het Kruisbeeld van hem af, De ongelukkige Vader poogde nu zelfs zyn toorn te vergeeten, op dat by in ftaat mogt weezen, om, op nieuw, zyne ongelukkige Dogter te vertroosten.

Naa eenige dagen, dikwyls in traan en gefleeten, herstelde LEUCADEA; in zekere maate keerde haare bedaardheid van geest weder: maar zy ging nimmer uit; als bedugt, dat een ieder, die haar ontmoette, haare fchande op haar aangezigt zou kunnen leezen. Helaas! zy hadt welhaast een meer ontzettende reden voor haar t'huisblyven.

LEUCADEA ontdekte haare zwangerheid. Haare Ouders konden haar niet dan met moeite overhaalen, om een leeven te bewaaren, 't geen zy thaus als ondraaglyk aanzag. Veele dagen lang wilde zy naauwlyks eenig voedzel neemen. Haare genegenheid, egter, tot haare Ouders, en een gevoel van de gewigtige pligden, die ontstaan zouden uit haare nieuwe betrekking als Moe

X 2

der,

der, bewoogen haar, in 't einde, om met gelaatenheid te bes rusten in haar droevig lot.

Toen het verwagte tydperk naderde, huurden Don CARLO en zyne Vrouw een klein Landverblyf, werwaards zy heenentoogen zonder eenige Dienstbode mede te neemen. Zelfs toen de tyd daar was, riep men den bystand eener Vroedvrouwe niet in: Donna MARIA volvoerde alles zelve. LEUCADEA Verloste geluk. kig van een welgemaakten Zoon. Don CARLO hieldt het Kind ten doope, en gaf het zyn eigen naam. LEUCADEA, die met Zorge hadt opgezien tegen deezen ftaat van Moeder, voelde nu al de kragt der moederlyke tederheid; en het gezigt van haar Zoon werd zo noodzaaklyk voor haar bestaan, dat men besloot dit Kind in huis te houden, en te doen doorgaan voor een Agter-Neefje van Don CARLO.

Het Gezin keerde met den tyd weder na Toledo, waar niemand de reden van het uit de Stad weezen deezes Gezins vermoed hadt. Het geval van RUDOLPHO was geheel onbekend. Hy hadt zyne Geboortestad, kort naa dit gebeurde, verlaaten, en Napels daar voor verwisfeld. En LEUCADEA, algemeen geagt en bemind, genoot het geluk van Moeder te weezen, met de eer, aan het character van eene voorbeeldlyk leevende Maagd verfchuldigd.

De kleine CARLO groeide voorfpoedig op, en nam van dag tot dag toe in aanvalligheid. Zyn verftand, zyn voorkomen, waren boven zyne jaaren, toen hy zyn zevende jaar telde. Op zeke ren dag, dat 'er een groot Stieren gevegt gehouden werd, ftondt dit Kind aan de huisdeur, om de jonge Ridders te zien, die na dit gevegt heenenreeden. Hy was alleen: hy begaf zich aan de overzyde van de ftraat, om de Ridders te zien die van den anderen kant kwamen: in een oogenblik geraakte een Paard met den opzittenden Ridder aan 't hollen, en reedt over het arme Kind heenen; het lag weenende op straat, zich wentelende in het bloed, 't geen uit eene hoofdwonde vloeide. Veel volks fchaart zich om het Kind heenen. Onder die hoop zag een oud Edelman, gevolgd door zyne bedienden, op weg om het Stierengevegt te gaan zien, het gewonde Kind, fchoot toe, nam het op, wiesch het bloed van 't aangezigt, zondt een zyner bedienden om een wondärts, en, door de menigte heendringen. de, bragt hy het Kind in zyn eigen huis.

Don CARLO, diens Vrouw en Dogter, vernamen welhaast het ongeluk, het Kind overgekomen. De laatstgemelde liep op ftraat, als eene bysterzinnige Vrouw, roepende om haar Zoon. Haar Vader hadt moeite om haar in te haalen; haar te ver. geefsch fmeekende, het Kind haar Zoon niet te noemen. Elk een beklaagde hun, en verhaalde welk een weg de oude Edel. man met het Kind was ingeslaagen. Zy spoedden zich derwaards. Zy werden gebragt in eene kamer, waar zy het Kind reeds onder de handen van den wondärts vonden. LEUCADEA was 'or eerst: zy fnelt na haar Kind, drukt het aan haar hygenden boezem, befproeit het met vreugdetraanen, en verlangt de wonde

te

te zien. Het lieve Kind, 't welk nog fchreide, begint te lachen, op 't oogenblik dat het zyne Moeder ziet; by ftreelt haar op zyne gewoone wyze, haar verzekerende dat hy wéi was. De wondärts verklaart de wonde niet gevaarlyk. LUCADEA doet hem herhaalde keeren die troostvolle verzekering doen; terwyl Don CARLO en diens Egtgenoote den Edelman voor het betoon zyner menschlievenheid bedanken, en hem vermelden dat het Kind een Agterneef is; tragtende, op eene bewimpelde wyze, verfchooning te vraagen over de groote maate van zorgvuldigheid en toegenegenheid, welke hun Dogter ten aanziene van dit Kind betoonde.

Toen de wondärts vertrokken was, zat LEUCADEA by het bed, waar op de Kleine gelegd was, en, de kamer van rondsomme beziende, ftondt zy ten hoogsten verbaasd, daar hetzelfde Huis raad, dezelfde Schilderyen, te ontmoeten, welke zy voorheen by het maanlicht, in dien ongelukkigen nacht, befchouwde! Zy zag dezelfde Bidplaats, van welke zy het Kruisbeeld hadt weg. genomen; alles deedt zich aan haar oog als ten vollen hetzelfde op. LEUCADEA twyfelt niet in 't minfte of zy bevindt zich in hetzelfde huis, in de eigenfte kamer, waar zy zo ongelukkig eenmaal was heengevoerd.

Dit gezigt trof haar ten diepfte; bleekheid bedekte haar aangezigt, roodheid volgde welhaast, en zy viel in zwym. Elk boodt haar bystand, en, tot zichzelve gekomen, bragt men haar t'huis. Don CARLO wilde het Kind medeneemen; doch de oude Edelman verzette 'er zich tegen; verzoekende dat het Kind, tot de volle herftelling, daar ten huize mogt blyven. Don CARLO, bezorgd over zyne Dogter, geeft aan dit voorstel gehoor, en begeeft zich na huis.

[ocr errors]

Op het eerfte oogenblik dat zy zich alleen bevonden dekte LEUCADEA wat zy gezien hadt, en verzekerde haare Ouders, dat dit het eigenfte huis was, werwaards zy geweldig heengesleept geweest was. Don CARLO befloot terstond, nader onderrigt op te doen, ten opzigte van een Perfoon, wiens kennis voor hem van zo veel aangelegenheids was. Reeds hadt hy vernomen dat de menschlievende Edelman Don DIEGO DE SANTELANA heette: welhaast ontdekte hy dat diens éénige Zoon RUDOLPHO genaamd was, en zich zints omtrent zeven jaaren te Napels onthieldt; als mede dat diens verblyf in Italie hem zo geregeld in gedrag, gemaakt hadt als hy voorheen los was. Men voegde 'er by, dat die jonge Heer voor een der fchoonfte en bekwaamfte Jongelingen gehouden werd, en zyn fortuin in Castilie zou maaken.

Don CARLO deelde deeze ontdekkingen aan zyne Vrouw en Dogter mede. Zy konden niet twyfelen of deeze RUDOLPHO was de Man die LEUCADEA onteerd hadt; naar hoe was het mogelyk te veronderstellen dat hy dit aangedaane ongelyk zou willen boeten, door zyne hand te geeven aan eene jonge Juffrouw, wel van edele afkomst, maar bykans zonder middelen?

X 3

Don

Don CARLO kon dit niet als mogelyk befchouwen, en was reeds bedagt op welk eene wyze hy dien hoon door wraak. neeming zou betaald zetten. LEUCADRA fmeekte hem de befchikking op die zaak aan haar over te laaten. Bezwaarlyk liet haar Vader zich overhaalen; doch gaf in 't einde toe aan haare onophoudelyke en dringende aanzoeken. LEUCADEA kreeg langs hoe meer bedaardheid van geest.

Zy was ryplyk bedagt op de ftappen, die haar in een zo netelig geval te neemen ftonden. Haar Zoon was nog ten huize van Don DIEGO, en werd door hem met alle tederheid behandeld. De wond was geneezen. De Moeder, Don CARLO en Donna MARIA, bragten geheele dagen by het. Kind door.

Op zekeren dag, dat LEUCADEA zich alleen bevondt met Don LIEGO, terwyl die goede Heer het Kind voor zich hadt, kuschte, en met het hoogte welgevallen fprak van het genoe gen 't welk hy in dit Kind fchiep, kon LEUCADEA zich van traanen niet onthouden. Zy poogde te vergeefsch die te verbergen. Don DIEGO vroeg, waarom zy zo zeer ontroerd en aangedaan was; hy vroeg het met zulk een ernst, deelneeming en vriendschapsbetoon, dat LEUCADEA, eindelyk, met neerge flagen oogen, en fnikkende, verhaalde wat ten zynen huize gebeurd was; vertoonde hem het Kruisbeeld, 't welk Don DIEGO terstond herkende; en befloot haar verhaal met deeze woorden, Uw Zoon heeft my onteerd, en ik omhels uwe ,, knieën! Uw Zoon heeft my tot fchande en oneere gebragt, en ik kan niet nalaaten u te beminnen als den toegenegenften Vader!"

De kleine CARLO, het weenen van LEUCADEA ziende, viel mede op zyne knieën, en ftrekte zyne handen tot Don LIEGO nit; hem fmeekende, zyne goede Nigt (want met dien naam was by geleerd zyne Moeder te noemen) niet meer te bedroeven.

Don DIGO bleef niet onaangedaan by een zo treffend tooneel. Hy beurde LEUCADEA en haar Zoon op, en omhelsde ze beiden; zweerende dat RUDOLPHO nooit eene andere Vrouw zou hebben dan LEUCADEA.

Op dien eigen dag vaardigde hy eenen Brief aan RUDOLPHO af; vorderende dat hy onverwyld na Toledo zou wederkeeren, waar hy een gefchikt voorwerp hadt aangetroffen te zyner Egtverbintenisfe.

[ocr errors]

RUDOLPHO vertrok ylings van Napels, en kwam ten huize zyns Vaders. 't Was vooraf opgeftemd, dat LEUCADEA noch haare Ouders ten huize van Don DIEGO zouden weezen by de aankomst zyns Zoons.

[ocr errors]

Naa dat de eerfte oogenblikken, beftemd voor de vreugde der wederöntmoetinge, voorby waren bragt Don DIEGO het Huwelyk op 't tapyt, waar over hy gefchreeven hadt. Hy weidde breedfpraakig uit over de Rykdommen van de bedoelde Bruid, en befloot alles met zyn Zoon eene afbeelding over te reiken van een allerleelykst, aangezigt, 't geen hy ten dien

ein.

« EelmineJätka »