Page images
PDF
EPUB

was weder in orde, uitgenomen myn arm vloerkleed myn door vitriool befchadigd vloerkleed, 't welk tot een gedagtenisteken ftrekt van deeze Philofophifche raazerny, of liever Philofophifche dwaasheid.

Naauwlyks was deeze arbeid verrigt, of myn proefneemende Wysgeer kwam weder t'huis, en zei my, met de koelfte onver fchilligheid, als of het niets ter wereld betekende, dat by tegen drie uuren zes Heeren ten eeten gevraagd hadt. Het was toen over één uuren. Ik beklaagde my over deeze zą

[ocr errors]

A

Gek

plotslyke kennis eeving, en de kortheid des tyds. heid! gekheid!" voegde hy my toe,,, gy kunt een groote Schaapenbout neemen, en een Kalfsrib, met wat Aardappelen 'er by, en dit zal ons genoeg weezen."

[ocr errors]
[ocr errors]

Helaas! welk eene verwarring moet 'er plaats hebben in het hoofd van een Philofooph! Een Schaapenbout, een Kalfsrib, en Aardappelen! Ik wist niet of ik van lachen zou uit, fchateren of toornig worden; doch ik had geen tyd tot een van beide. In anderhalf uur moest 'er eeten voor den Heer en zyne Gasten gereed weezen. Myn vloertapyt, 't welk reeds zo veel van de Proefondervindelyke Natuurkunde 's morgens geleden hadt, ftondt in den naamiddag door morsfige Tabakrookers verder befmuld te worden.

Denk, denk eens naa, myn Heer! wat eene Huisvrouw in zulke omstandigheden te verdraagen hebbe; en dan

dan

nog naa dat alles, befchimpt en gehekeld te worden over haare zindelykheid, en wegens het Schoonmaaken in Meymaand op het belachlykst ten toon gesteld dit is meer dan de geduldigfte onzer Sexe kan verdraagen.

't Geen ik u, in deezen haastig geschreeven Brief, vermeld heb, is flegts een flaauwe fchets van de beledigingen en onheufche behandelingen, welke wy te verdraagen hebben van de zo zeer geroemde Meerderheid der Mannen. Maar men

zal ons door uitlachen niet van onze zindelykheid afbrengen. Eene braave Huisvrouw laat zich liever ik weet niet wat al noemen, dan een Slons, even gelyk de Mannen liever een Guit dan een Gek heeten.

Ik zou u nog veel te fchryven hebben; maar ik word geroepen wy zyn juist bezig om ons tot het uitgelachen Mey Schoonmaaken toe te rusten, en ik heb het dus zeer druk. De tobbens, de emmers, de fchrobbers, de boenders, het witvat, en de kwasten, ftaan gereed. Myn Man is op 't oogenblik uitgegaan zo veel te beter -wanneer de Vrouwen recht aan 't fchoonmaaken zullen gaan, is 't eerfte morsfige ding dat weg moet de Man. Ik moet befluiten, ik word al weder geroepen. Geen letter meer!

TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, BETREKKelyk.

[ocr errors]
[ocr errors]

REDE EN SCHRIFTMAATIGE BEDENKINGEN OVER DE PLIGTEN EN HOEDANIGHEDEN DER BEDIENAAREN VAN HET EUANGELIE; ALS MEDE WEGENS HET VOEGLYK GEDRAG DER LEDEN VAN DE CHRISTLYKE GEMEENSCHAP, TEN OPZIGTE

VAN HUNNE LEERAAREN.

(Volgens het Engelsch van JAMES FOSTER, DD.)
Medeburgers!

[w aanmoedigend antwoord (*), op myn voorftel, om, by de Rede- en Schriftmaatige Bedenkingen, " over de Inftelling en het Einde van het Burgerlyk Be"ftuur, of de Pligten van Overheden en Onderzaaten, ,, dusdanige Bedenkingen, uit die zelfde verdienstlyke » penne gevloeid, te voegen, over de Pligten en Hoeda,,nigheden der Bedienaaren van het Euangelie; als mede ,, wegens het voeglyk gedrag der Leden van de Christlyke "Gemeenschap, ten opzigte van hunne Leeraaren, heeft ,, my bewoogen om onverwyld aan derzelver vertaalin"ge de hand te flaan, en die Overzetting, by voeglyke ,, Afdeelingen, aan Ul. toe te zenden. Ik blyf Uw Begunstiger,

[ocr errors]

L.

Ik heb ten oogmerke, in dit Vertoog, te handelen over de wederkeerige Pligten van Christen Leeraaren en Christen - Gemeenten Pligten, die geenzins ontstaan uit een dier oorfpronglyke en natuurlyke betrekkingen, welke de Schepper des Menschdoms, van den beginne, daar en vastgefteld heeft; dan, desniettegen ftaande voortkomen uit eene betrekking, die tegenwoordig daad

[blocks in formation]

lyk

lyk beftaat. De Verpligtingen, daar uit ontstaande, zyn van het hoogfte aanbelang; en de volflaagene Verwaarloozing derzelven gaat zwanger van zo heillooze gevolgen voor de Godsvrugt en Maatschappyelyke Deugd, als die van eenige andere betrekking, welke

ook.

te voeren.

Het Christen Leeraarampt is, in zichzelve befchouwd, gefchikt om het grootst en verhevenst oogmerk, 't welk redelyke Weezers zich kunnen voorstellen, te bereiken; te weeten, om te bevorderen de eigenlyke waardigheid en volmaaking hunner natuure, en dezelve ten hoogsten toppunte van geluk, waar voor dezelve vatbaar is, op En nogthans heeft men, bovenal in deezen laatften tyd, het Christen- Leeraarampt met de uiterfte verfmaading bejegend; en is hetzelve, by veelen, een geliefd voorwerp geworden van verguizing en uit. laching. Dit moet zeker by zommigen toegeschreeven worden aan het verderf van hunne eigene Zedelyke Beginzelen; aan eene Zielsgefteltenisfe, geheel tot dierlykheid neergezonken, en verduisterd door hebbelyk gewor dene ondeugd. Zy zyn misschien vyanden van het Christen - Leeraarampt en dit Character, hoe waardiglyk ook opgehouden, dewyl zy vyanden zyn van alle regelen, orde en regtheid, en van allen teugel om onbe. dwonge drift te breidelen. Vreemd, in de daad, zou het weezen, indien de Slegten geenen natuurlyken afkeer zouden hebben van de Leeraaren der ftrikte Deugd en Braafheid; de Wellustigen en losbandig dartelenden van de zodanigen, wier post en pligt hun roept, om zich daar tegen te verklaaren, de fchandelykheid van een leeven, in ydelheid en weelde doorgebragt, ten toon te stellen, en de oordeelen van GOD aan te kondigen tegen die buitenspoorigheden van zinlyk genot, welke niet alleen onbeitaanbaar zyn met de Belydenisfe van een Christen, maar ook onteerend voor den Naam en het Character van een Mensch.

Nogthans is 'er iets zo beminnelyks in het waare Christendom; zulk eene blykbaare voeglykheid in verootmoedigende betuigingen van eerbied en dankbaarheid aan den Vader en Opperbeftuurder des Heelals; zulk eene aangeboorene waarde in Braafheid en Regtvaardigheid; zulk eene zich voordeelig onderfcheidende bevalligheid en fchoonheid in algemeene Goedwilligheid, Zagtaartigheid, Befcheidenheid en Vergeeflykheid,-en de Schepper zelve

heeft,

heeft, goedgunftiglyk, een zo kragtdaadig zich doen geldenden Voorfpraak voor deeze noodzaaklyke deugden daargefteld, in 't geen men gewoon is het Natuurlyk Geweeten te noemen, een der eerfte beginzelen van onze inwendige zedelyke gefteltenisfe, dat de bovengemelde verfmaaders van het Christen- Leeraarampt, zelfs dan, wanneer derzelver getal vermeerderd wordt, door de toevoeging van loshoofden en onbedagtzaamen, die zich door de toverzangen van een fpeelend vernuft, of door eene in de mode gebragte ligtzinnigheid, hebben laaten vervoeren dat, zeg ik, alle deezen, te gader genomen, zulk eene ontzettende Party niet zouden gevormd hebben, tegen den invloed der Christen Leeraaren indien niet maar al te veelen, die dit Character hebben aangenomen, wapenen verfchaft hadden tegen hunne eigene zaak, en de sterkte van den vyand vermeerderd, door een onvoorzigtig en ongeregeld gedrag.

[ocr errors]

2

Der zodanigen onleschbaare Gelddorst; der zodanigen fteeds werkend ftreeven na Grootheid en Voorrang; der zodanigen onbegrensde trots, en begeerte om heerschappye te voeren over het Geloof hunner Medechristenen; der zodanigen luiheid en zelfzoekenheid; der zodanigen betoon van een veel grooter en vuuriger yver voor hun. ne eigene byzondere voordeelen en gezagtooningen, voor den uitwendigen staat der Kerke, als mede voor louter menschlyke Gewoonten en Plegtigheden, dan voor de eenvoudige en weezenlyke Waarheden en Voorfchriften van het Euangelic: en, met één woord, der zodanigen onderlinge Vyandfchappen; hunne verdrukking van bezwaarde geweetens; hunne onderlinge ftrenge berisping, wegens onwillige dwaalingen omtrent ftukken van zeer weinig aangelegenheids; hunne beperking des Christendoms, en van de Gemeenschap der Heiligen, tot die van hun eigen Geloofsleuze zyn; en eindelyk hun poogen, om hun Invloed op het Volk vast te ftellen, te vermeerderen en uit te breiden, door onregtmaatige vooroordeelen in te boeze men, tegen de Characters en de Leerwyze van anderen.

Deeze zyn eenige der oorzaaken; en de Gesprekken en de Schriften van den tegenwoordigen tyd toonen, dat ży onder de voornaamste oorzaaken te tellen zyn van den aanwas des Ongeloofs en der Ongodsdienstigheid.

Het is uit hoofde van deeze tastbaare en onnatuurlyke onbeftaanbaarheid van onze handelingen, met die verhevene Zedeleere, met die grondbeginzelen van Edelaartig.

Y 2

heid

heid en algemeene Vryheid, welke het Euangelie allerwe. gen inboezemt, dat het Christen- Leeraarampt tot zulk eene diepe laagte van veragting en verfmaadheid gezonken is, dat CHRISTUS en diens heilige, deugdbevorderende, Godsdienstleer gelasterd worden.

In de daad, het ftrekt ten zekeren en onlochenbaaren blyke van een aan de oppervlakte zweevend oordeel, van eene bekrompenheid van denkwyze en waarneeming, tegen de inwendige uitmuntenheid en heilzaame ftrekking van eene Leer of Inftelling zich op te werpen, ter oorzaake van louter toevallige en bykomende misbruiken, waar aan meest alle dingen in de natuur, en de beginzels van elke weetenfchap, in zekere maate, zyn blootgefteld.

Wy zouden, waarlyk, op denzelfden grond, en even gelykaartig, de onvoorzigtigheden en zedenlooze gedraagingen van byzondere Leeraaren der Wysbegeerte tegen de Wysbegeerte zelve kunnen aanvoeren, als dergelyk eene verkeerde gevolgtrekking maaken uit het ongeregeld en onbestaanbaar gedrag der geenen, die zich voor Leeraaren van den Christlyken Godsdienst uitgeeven.

Maar desniettegenstaande is het zeer te duchten, dat zommigen, van eene betere geaartheid dan de bovenvermelden, en die over 't geheel genomen opregte oogmerken koesteren, zich door alle die verkeerdheden dermaate hebben laaten voorinneemen, dat zy, op deezen vlotten grond alleen, het Leeraarampt aanzien als ten minften noodloos, en van eene willekeurige beftemming, indien niet als hinderlyk en nadeelig voor de zaak der Deugd, en de belangen der Menschlyke Maatschappye.

[ocr errors]

Wat ftaat ons, in dit geval, te doen? De Buitenfpoorigheden, waar op de Tegenftanders des Christendoms zo zeer aandringen, welke zy verdubbelen, en al hun vernuft en welfpreekenheid te werk ftellen, om ze met de haatlykfte kleuren te fchilderen, zyn, ongetwyfeld, in maar al te veele gevallen, ten hoogsten fchandelyk geweest: maar moeten zy, te dier oorzaake, bedekt, ver. goelykt, bowimpeld worden? Dit is, myns bedunkens, geheel niet raadzaam. Veel beter voegt het ons, alle gelegenheden waar te neemen, om zulke bekende overtreeders, die allen gevoel van betaamelykheid verlooren hebben, te verzaaken. Want, door dit middel, zullen wy beletten, dat de fchande algemeen worde, en het meestbeduidend hulpmiddel te baate neemen, om, ten minsten, een gedeelte van het nadeel, 't welk onze heilige Gods

--

« EelmineJätka »