Page images
PDF
EPUB

steeds een sterk afkookzel van den Koortsbast deed gebruiken, en haar dagelyks anderhalf mengelen melk met Gerstewater deed drinken, 't geen ten gevolge had, dat zy eindelyk zo volbloedig wierd, dat men haar, nog vóór haare volkomene geneezing, moest doen aderlaaten. Na verloop van vier weeken begonnen de randen der zweer behoorlyk te etteren; en om de Natuur nog meer te ondersteunen, plaatste ik, midden op het ontblootte been, de Trepaan, met zyn doorboorende punt gewapend, en boorde een kring in het gebeente, tot diep in de eerfte beentafel, 't geen van eene uitmuntende uitwerking was, want eerlang kwamen 'er, zo uit het gaatje in 't midden, als uit den omtrek, door de Trepaan kroon gemaakt, eene menigte vleeschheuveltjes voor den dag, die zich met andere, van den buitenften omtrek der beenöntblooting voortkomende, heuveltjes vereenigden, en allengskens een nieuw beenvlies daarftelden. Na ver loop van vier maanden was de wonde geheel geneezen, en, tot verwondering van my en myne Leerlingen, met een zo vast lidteken overtrokken, dat iemand, die het ongemak niet gezien had, bezwaarlyk zou hebben kunnen gelooven, dat aldaar eene zo aanmerklyke vernieling van vaste deelen had plaats gehad.

Het met ftoutmoedigheid aangewend Bytmiddel vernielde dus dit gevaarlyk Gezwel. De gunftige en welbe. ftierde Natuur verrigtte het overige.

WAARNEEMİNGEN VAN

SPALLANZANI, AANGAANDE

DE EIGENSCHAPPEN DES VUURSPUWENDEN BERGS OP HET EILAND STROMBOLI.

(Uit het Fransch.)

Stromboli, het eerfte der Eolifche Eilanden ten NoordOosten van Sicilie, wierd door de Grieken genoemd Strongyle, van wegen deszelfs ronde gedaante. De Poëe ten ftelden hier de woonplaats van de Godheid der Win den; niet als of uit dit Eiland de onweders te voor fchyn kwamen; maar om dat de inwooners, uit de meer dere of mindere werkzaamheid van hun Vulcaan, en uit de ftreek, in welke de rook opklom, de verandering in den Dampkring konden voorzeggen. Deeze brandende Berg is ongetwyfeld de byzonderfte die 'er bestaat. Men ziet den Eina, den Vefuvius, de Hecla, en andere bran

den.

dende Bergen, nu eens met eene groote woede uitbar ften, en brandende vuurstroomen uitstorten; doch zich daarna wederom ter ruste begeeven, geduurende veele jaaren, ja geheele eeuwen; eveneens als of de bron van het onderaardsche vuur geheel was uitgebluscht. Doch de uitbarstingen van den Stromboli zyn steedsduurende en verfchillen in aart van die der overige Vulcaanen. Van alle bekende Reizigers, is de beroemde SPALLANZANI de eenigste, die de eigenfchappen van deezen vuur. vloed heeft nagegaan, en die 'er onlangs het volgende bericht van heeft gegeeven.

Men rekent dat men ongeveer twee en eene halve myl moet klimmen, om van den oever der Zee op den top van deezen Berg te komen. De kleinfte helft der reize is zeer gemaklyk, en als een welgebaand pad; doch het overige is ongemeen bezwaarlyk, door de fteile helling van 't gebergte, 't geen men moet beklimmen, door het zand, waar in men met de voeten verzinkt, en door de losfe fcorien, die den weg puntig en glibberig maaken. Na dat de Waarneemer alle deeze beletzelen had overwonnen, bevond hy zich op eene der beide punten van den Berg, die van verre maar een enkelen kegel vertoo nen. De hoogte, die hy beklom, lag tegen het NoordOosten: terwyl de andere top naar het Zuid-Westen ligt. De hoogte dier toppen is ten naasten by eene myl bo ven het waterpas der Zee. Ook kan men van den eenen top tot den anderen gaan, door eene ruime valei, die de aandagt des onderzoekers ten hoogften waardig is. Men vindt daar in vyf luchtgaten (Soupiraux,) alle naby elkander gelegen, uit welke een uit welke een witte zwavelachtige damp opgaat, die onverdraaglyk heet is. Deeze vyf luchtgaten zyn omzoomd met kleine kristallen, beftaande uit zwavel en ammoniac zout; terwyl de grond over 't geheel beftaat uit zand en uitgebrande fcorier. Dit zand is vogtig, zo boven als in de diepte, 't geen door twee redenen kan veroorzaakt worden: te weeten, door de onderaardfche wateren, die door het inwendig vuur in damp worden opgeheven; want 'er beftaat geen brandende Berg zonder water: of door het water des Dampkrings, 't geen door het zwavelzuur wordt aangetrokken. Hier ter plaatze is het aardryk zeer heet; overal, waar men met een ftok in den grond fteekt, komt de zwavelTook voor den dag, en vloeit 'er by aanhouden. heid uit.

Verder Westwaards gaande, ontdekt men nog een ver fchynzel, 't geen alle aandagt verdient. De twee toppen van den Berg vertoonen niets dat naar een mond van een Vulcaan (Cratere) gelykt; doch men vindt daar van de tekenen ten klaariten in de valei; deeze vertoont zeer duidelyk eene kom, die, van het Oosten naar het Westen, drie honderd voeten lengte heeft, op twee honderd voeten breedte en honderd zestig voeten diepte. De binnenwanden van deeze kom zyn zamengesteld uit laagen van Laya, die eene zeer hooge oudheid vertoonen. Het is zeer klaarblyklyk, dat deeze mond van den vuurfpuwenden Berg de eerfte en grootfte van geheel het Eiland is geweest; dat de Lavaas den grondflag en den rand daarvan gemaakt hebben, en dat dezelve in vervolg van tyd gevuld is door de aarde, welke het regenwater heeft agtergelaaten, en door de stoffen, die nog heden uit de tegenwoordige opening van den vuurspuwenden Berg geworpen worden; mogelyk ook door het inftorten van het bovenste deel van den rand.

Van de voornoemde toppen ziet men ten klaarsten de hagelbui van fteenen, welke de vuurmond, die 'er ongeveer maar eene halve myl ten Noorden van verwyderd is, by aanhoudenheid uitwerpt. Duidelyk onderfcheidt men van daar de zombere boorden van den vuurfpuwenden mond. Beter dan op zee, ziet men ook, tot welke hoogte de steenen worden opgeworpen; het geen in fterke uitwerpingen ongeveer gefchiedt ter hoogte eener halve myl. Thans bereikten zy in geenen deele de plaats, op welke de Schryver zich bevond; maar vielen weder neder in den vuurmond, of in deszelfs omtrek. Hoe aan merklyk hem intusfchen deeze uitstortingen toefcheenen, waren zy echter gering, in vergelyking van het geen, volgens 't getuigenis zyner geleiders, in geweldiger uitbarftingen plaats had; geduurende welke het, volgens hun zeggen, daar ter plaatze geenzins veilig zou geweest zyn. De menigte oude fcorien, die rondsom hun lagen, beweezen dit ook genoegzaam; en de verzekering der gidzen, dat de fteenen dikwyls meer dan eene myl verre in de hoogte geworpen wierden, kwam den Waar: neemer geenzins onwaarfchynlyk voor.

De Schryver nog een vierde van eene myl nader aan de opening nedergedaald zynde, 't geen thans veilig kon gefchieden, beklom hy aldaar een heuveltje, van waar

hy

f

hy een naauwkeuriger gezicht had op de uitbarstingen van den Berg. Hy zag toen zeer overtuigend, dat er geenzins zulke aanmerklyke tusfchenpoozingen tusfchen dezelve plaats hadden, als men voorheen meende. De reden van die dwaaling was deeze: dat men van verre maar alleen de geweldige uitbarstingen kan zien; maar geenzins de geringere, die zich maar tot de hoogte van vyftig voeten, of daaromtrent, verheffen, en die zo menigvuldig zyn, dat ze zelden meer dan drie of vier minuten tusfchenruimte hebben.

De Reiziger had nu reeds veel waargenomen; doch zy ne nieuwsgierigheid was zo groot, dat hy gaarne het inwendige van den vuurkolk wilde zien. Uit hoofde der nedervallende fteenen, was het een allergevaarlykste zaak, nader te komen; doch hy ontdekte eene grot in het gebergte, die derwaards leidde, en waar door hy zeer naby aan den brandenden poel kon komen, zonder iets van de fteenen te vreezen te hebben. Dus, zo verre het moge lyk was, genaderd zynde, zag hy, van naby, den omtrek van den brandenden oven, die een omvang had van byna drie honderd veertig voeten: de binnenwanden vernaauw. den zich allengskens nederwaards; van het Oosten naar het Zuiden was de helling flaauw, doch voor het overige zeer fteil; ook waren zy overal bekleed met eene geele zelfstandigheid, gelykende naar zwavel. De vuurkolk was tot eene zekere hoogte gevuld met eene gloeijende stoffe, ten naasten by gelykende naar gefmolten metaal. Deeze was de gefmolten Lava zelve, die zeer zichtbaar op tweeërley wyze wierd bewoogen, te weeten met eene geduurige draaijing in 't rond, en eene voortwerping van beneden naar boven. De gefmolten ftoffe wierd in den kolk, met meer of minder fnelheid, opgeheven: tot op den afstand van vyf en twintig of dertig voeten van den bovenrand gekomen, verwekte zy eene uitbartting, met een flag, als van een geweldigen kort afgebrooken donder; op het zelfde ogenblik wierd de ftoffe, met geweld, naar boven geworpen, met eene onbegryplyke fnelheid en met eene uitstorting van rook, vonken, en gloeijend zand.

Eenige ogenblikken vóór iedere uitbarsting zag men de oppervlakte der Lava zwellen, en in groote bellen opryzen, waar van zommigen verfcheiden voeten middellyns hadden; straks braken deeze bellen, en op hun barften volgde de donderende uitbarsting en het uitwerpen der

ftof

ftoffen. Na iedere uitbarsting zakte de Lava, kwam weder op als vooren, en herhaalde dezelfde verfchynzels. De Lava gaf weinig rook uit, wanneer zy zich ophefte, of nederzakte; doch zeer veel wanneer zy uitborst: met den flag verdwynt steeds alles, eveneens als aangeftooken bus. kruid, uitgezonderd echter de nedervallende fteenen. Zo men niet wist van waar die fteenen kwamen, die met een gedruis, als dat van den donder, nederftortten, zoude men gezegd hebben dat zy uit den Hemel nederdaalden. Teffens zag men boven zich een zeer dikken zwarten rook, die zeer wel naar eene zwaare onweers. bui geleek.

Deeze zonderlinge vertooningen, by dag, bewoogen den Wysgeer, om in zyne grot ook den nacht door te brengen. Hy kon toen duidelyk zien, dat de oppervlakte der gefmolten ftoffe geen eigentlyke vlam opgeeft; zy was enkel door en door gloeijend, gelyk gefmolten glas; de geheele omtrek wierd tot op een aanmerklyken afstand verlicht door deezen glans, welke nu eens grooter en dan weder kleiner was, naar maate van de beweeging der Lava. By iedere uitbarsting vermeerderde de glans, voornaamelyk door het botzen der gloeijende uitgeworpene fteenen, die een ongelooflyk aantal vonken deeden gebooren worden.

Geduurende deeze vertooningen gebeurde 'er iets, 't geen den onderzoeker geen geringen fchrik aanjoeg. De uitbarstingen hielden op; de Lava zakte veel dieper als voorheen, en rees niet weder; de oppervlakte verminder. de merkelyk in gloed. Op het zelfde oogenblik wierden de zwavelachtige dampen, die voorheen in ftilte opklommen, met een geweldig gezuis voortgedreeven uit een groot aantal luchtgaten in de nabuurfchap; terwyl 'er teffens eene heldere vlam uit dezelve te voorfchyn kwam. Het gedruis wierd veroorzaakt door eene ongemeene hoeveelheid van wind, die uit de luchtgaten wierd uitgedreeven, met een geraas, 't geen veel had van dat der geweldig groote blaasbalgen in de Metaalfmelteryen te Kremnitz en elders, hoewel met dit onderfcheid, dat het gedruis in deezen Berg veel heviger was. Deeze aanmerklyke ver. andering in de werking van den Vulcaan, en de nabyheid der wind- en vuurfpuwende gaten, die hem omringden, deed den Reiziger vreezen, dat 'er voor hem nadeelige gevolgen uit zouden voortkomen, vooral van wegen de menigte en het geweld des zwaveldamps, die in zyne na

buur.

« EelmineJätka »