Page images
PDF
EPUB

Immers niets, niets anders, dan een veragtelyk schepzel, een fchepzel dat den rang onteert, onder welken het geplaatst is; een fchepzel dat onder de gefchapen Wezens het allerminst beantwoordt aan zyne beftemming.

Zyn het de aardfche bezittingen wel, zyn het de Rykdom. men en Schatten der wereld wel, welke den mensch ftellen kunnen in het bezit van bestendig genoegen, van ware geluk. zaligheid; of dienen zy by veelen veeleer tot verleiding, en ten valftrik, om den mensch ongelukkig te maken, en hem te dompelen in eenen poel van jammer en ellende? zyn ze wel gefchikt om den mensch te verheffen; of dienen zy veeleer, om hem te verlagen, dikwyls zelfs beneden den rang waar onder hy forteert?

die

Wie is niet ingenomen met iemands deugdzaam gedrag en beminnelyke hoedanigheden? De Deugd word zelfs van de Ondeugd. geëerd; uitstekende bekwaamheden fchitteren niet flegts, maar ze hebben alle uitwerkzels op aller gemoederen, men daar van verwagten kan. Zy maken, dat aller aan dagt daar op gevestigd worde, en de belangens der zulken regt behartigd worden, en geven spoorflagen aan den yver van anderen, om dien op te wekken en te doen ontbranden. Wie zyne ziel verrykt met wetenschappen wie kundig. heden opzamelt, in eenen tyd, wanneer hy zich met dezelvè verryken kan, want de dagen komen schielyk, dat men geene kundigheden meer kan opdoen; wanneer de ouderdom aankomt, verminderen 's menfchen vermogens, en hy kan geene nieuwe kundigheden meêr opdoen: wie derhalven zyne ziele verrykt met wetenschappen, in de dagen dat hy de vermogens heeft om die te vermeerderen; al wie alzo handelt, die is de wyze man, zyne talenten op winst aanleggende. Hy maakt zich beminnelyk by al de wereld, zynen omgang aangenaam en nuttig by allen, met welken hy verkeert. Zyne gesprekken zyn leer. zaam voor allen, die dezelve hooren. Als nu de zedig.

heid by hem eene byzondere hoofddeugd is, dan ontvangt zyn karacter eenen nieuwen luister. Verwaandheid tog bederft al het fchoone, en maakt den mensch hatelyk en walgelyk. Alle de vruchten, welke de nederigheid draagt, zyn aangenaame vruchten; daar die van verwaandheid, van hoogmoed, doen walgen. Zulk een weet regt onderfcheid te maken tusfchen ware nederigheid, en die welke flegts in fchyn bestaat; maar, in de daad, niets anders is, dan nederige opgeblazenheid. Dan kundige Lieden, welke zich bekwaamheden aanfchaffen, en by hunne kundigheden waarlyk pederig zyn, kunnen niet misfen eens ieders aandagt op te wekken, en tot zich te trekken allen op hunne gaven te doen verlieven, welke maar eenig gevoel van eer hebben, en luisteren naar de infpraak der Rede. Zo draagt altoos bestendig een goed gedrag, zo niet aller, ten minsten zeker de toejuiching aller Braven weg. C. V. D. G.

[ocr errors]

TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, BETREKKELYK.

[ocr errors]

REDE EN SCHRIFTMAAtige bedeNKINGEN OVER DE
PLIGTEN EN HOEDANIGHEDEN DER BEDIENAAREN

VAN HET EUANGELIE; Als mede weGENS HET
VOEGLYK GEDRAG DER LEDEN VAN DE
CHRISTLYKE GEMEENSCHAP, TEN OPZIGTE
VAN HUNNE LEERAAren.

(Volgens het Engelsch van JAMES FOSTER, DD.)

(Vervolg van bl. 298.)

Ts de korte opheldering des vermaans van Apostel PETRUS: De Ouderlingen, die onder u zyn, vermaane ik, die een Mede-Ouderling ben. Weidt de Kudde Gods, die onder u is, hebbende opzigt daar over, niet uit bedwang, maar gewillig; noch om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed; noch als Heerfchappy voerende over het Erfdeel des Heeren, maar als voorbeelden der Kudde geworden zynde (*), die ik voorheb te ontvouwen.

Het eerfte, waar van ik hier fpreeken moet, is het vermaan, Weidt de Kudde GODS. Eenige van de fpreekwyzen, hier gebezigd, zyn duidelyk zinnebeeldig; maar de algemeene zin is: Onderwyst de zodanigen, die aan uwe zorge toevertrouwd zyn, in de groote en be. langryke beginzelen van den Christlyken Godsdienst; verklaart hun den geheelen raad van GOD, met betrekking tot hunne eeuwige behoudenjs; pryst hun ae Pligten aan, welke de Euangelieleer afvordert, en dringt de Betrag ting daar van aan, door alle de edelaartige, aanmoedigende, en ontzaglyke beweegredenen; tragt hun oordeel te overtuigen, als de eenige rechtmaatige grond om hunne aandoeningen over te haalen. Kweekt, door deeze han

[ocr errors][merged small][merged small][merged small]

handelwyze, Godsdienstkennis aan; bevordert hunne inwendige regtheid, en die hebbelykheden van algemeene Goedwilligheid, die het leeven, de fterkte, en het hoofdcieraad, uitmaakt van 's Menfchen Ziel.

"

Maar, behalven deeze algemeene opvatting der woorden des Apostels, behelzen dezelve eenige meer byzon. dere onderrigtingen, noodig onderfcheidener te ontvou.

wen.

In de eerfte plaatze, is het hoogst noodig, dat de Leeraars, als Herders van GODS Kudde, de Gemeente bekend maaken met de gronden, de redenen, en de algemeene blykbaarheden van den Godsdienst, zo den Natuurlyken als den Geopenbaarden. Zy moeten eenen aanvang maaken met het ontvouwen en bewyzen van de Grondbeginzelen des Natuurlyken Godsdiensts, als van welke niet alleen de zekerheid, maar zelfs de mogelykheid, eener God. lyke Openbaaring noodwendig afhangt. Deeze belangryke Stukken zyn, het Beftaan van GOD, zyne algemeene Voorzienigheid, zyn Zedelyk Beftuur, en een Toeko mende Staat van Belooning of Straffe. Wanneer die Grondflag in deezer voege te regt gelegd is, beftaat de volgende natuurlyke ftap in voort te gaan tot het geen daar op gebouwd wordt. Dewyl, indien zy agtloos zyn in het vaststellen van de eerfte Beginzelen des Christendoms, de een of ander hunner Toehoorderen, in deeze Eeuwe van onbezonne Twyfelaary, groot gevaar loopen, om, eensflags de Belydenis des Christendoms verzaakende, tot de volilaagenfte Godlochening te vervallen. Waarby ik mag voegen, dat een redelyk Geloof in GOD, en rechtmaatige begrippen wegens Hem, daar het Euangelie van Godlyke Herkomst is, eene onmiddelyke ftrekking moeten hebben om onzen eerbied voor zyn Gezag te versterken, en een dieper eerbied in te boezemen voor de Wetten en Leerftellingen daar in begreepen. En, indien het Volk desgelyks zorgvuldig onderweezen wordt in de eigenlyke baarblyklykheden van den Geopenbaarden Gods. dienst, ten einde zy geen ingewikkelde, maar redelyke, Geloovers zyn, op vaste gronden, en overtuiging des verftands, moet hun Geloof eigenaartig een vaster en werkzaamer beginzel weezen van algemeene Godsvrugt en Deugd.

Een andere Regel, door Christen Leeraars in agt te neemen, bestaat hier in, dat zy, by het ontvouwen van de byzondere Leeringen en Pligten des Christendoms, hun

ne

ne Toehoorders tragten te overtuigen, dat dezelve een wys en met zichzelven beftaanbaar Stelzel vormen, en alle eene tot daadlyke beoefening opleidende en hartheiligende ftrekking hebben. Wel fterk behooren zy in te boezemen de ondergefchiktheid van de Middelen des Godsdiensts aan het Einde; van Befpiegelingen en Plegtigheden aan onveranderlyke Zedelyke Pligten. Want Geloof en Rede tegen elkander over te ftellen, en als in tweestryd te vertoonen, is, en zal altoos niets anders weezen, dan een vrugtbaare wortel van onberekenbaar verregaand Bygeloof planten. Indien men de Christlyke Beginzels en Voorregten, als mede de Inttellingen van Doop en Avondmaal, op eene andere wyze aandringt, dan als opwekkingen en aanfpooringen ter Deugd, is het zo verre van CHRISTUS te prediken, of het eigenlyk einde van diens Godlyke Zending te bevorderen, dat het ter omkeering daar van moet ftrekken, en niets anders dan een zeer verkeerd gebruik te maaken van den Geopenbaarden Godsdienst, om allen Godsdienst te ondermynen en het onderst boven te werpen.

[ocr errors]

1

Zodanige Leeraars volbrengen, derhalven, myns bedunkens, hunnen Pligt met de grootste getrouwheid en zorge, wier hoofdbedoeling ftrekt om de weezenlyke en onmisbaare Deugden eens heiligen leevenswandels in te fcherpen wier onderwys doorgaande daar heenen ftrekt, om hunnen Onderwyzelingen in te boezemen Eerbied voor, en Liefde tot, GOD; zugt tot billykheid, waarheid, algemeene goedwilligheid, en vredelievenheid -maatigheid, kuischheid, en alle andere pligten van Zelfbestuur; die de beginzelen van Christlyke Vryheid inboezemen, en allen (hoe zeer zy ook in befpiege lende ftukken dwaalen) voor hunne Broederen erkennen, die Godzalig, Regtvaardig en Maatig leeven (*); die eene yverige beoefening der Heilige Schriften, en vryheid van Godsdienftig Onderzoek, aanpryzen. Zodanige Leeraars, zeg ik, dunken my hun pligt met de grootite getrouwheid en zorge te volbrengen, om dat zy overeenkomftig handelen met de volgende eenvoudige Regelen, te nedergefteld door de eerfte Verkondigers van het Euangelie; te weeten: Onderzoekt de Schriften (†). Oordeelt gy voor u zelven wat regt is. Schoon ik al het Geloof had,

(*) TIT. II: 12. (†) JOANN. V: 39.

dat

dat ik bergen kon verzetten, en de Liefde derfde, ik ware niets (*). Dit is een getrouw woord, en deeze dingen wil ik dat gy ernstig bevestigt, op dat zy, die in GOD gelooven, goede werken mogen voorstaan: want deeze dingen zyn den Menschen goed en nuttig (†).

99

Vraagt men, meer byzonder, in welk een licht het algemeen plan der Christlyke Leere het eigenaartigst kan worden voorgedraagen? Indien men my niet fchuldig oordeele aan eene te groote aanmaatiging, met uitspraak te doen in eene zaak zo zeer betwist, ik zou als de hoofdfom voordraagen : Dat de algemeene inhoud van ,, deeze Godlyke Inftelling niets anders is dan de her,, leeving van den Natuurlyken Godsdienst en Deugd, ,, wanneer Ondeugd en verwilderende Geestdryvery de kennis daar van bykans in de gemoederen der men,, fchen hadt doen verfterven; met de byvoeging van twee of drie eenvoudige ftellige Bevelen, by welker" ,, invoering op het fterkst gewaakt was tegen Bygeloovige "Misbruiken, en gefchikt om de eeuwige Wetten von ,, Deugd en Braafheid aan te dringen.'

"

[ocr errors]

Meer byzonder komen de beginzels, daar by aangepreezen, hier op neder: dat 'er is één GOD, de Vader (4) en Opperheer van allen, die alle dingen fchiep door JESUS CHRISTUS (§); dat het Menschdom by dit oneindig Weezen aangenomen is door de Regtvaardiging des Geloofs (**), inftemmende, in het eindelyk doel daar van, met de algemeene wet der opregtheid, die, ten zelfden tyde dat zy elke daad van moedwillige Ondeugd verbiedt, toegeevend is ten opzigte van de onwillige zwakheden der Menschlyke Natuure. Dat de gunst van. GOD zich tot alle Menfchen uitftrekt, en zyne vergifnis fchenkende Genade tot alle waare en opregte Boetvaardigen; doch betoond op zulk eene wyze, [dat is door het Middelaarfchap van CHRISTUS] die de Rede noch kon ontdekken, noch met grond berispen; een middel, wyslyk uitgekoozen, om de Bekeering aan te moedigen door de hoop van Genade; om zondige menfchen, der Godlyke gunfte onwaardig, met byblyvende gevoelens van Nederigheid te vervullen, en Bygeloof uit te rooijen. Dat de Vader des Menschdoms altoos gereed is om hun

(*) 1 Cor. XIII: 2. (†) TIT. III: 8. (1) i Cor. VIII: 6. (§) EPH. III: 9. (**) ROM. X: 6.

« EelmineJätka »