Page images
PDF
EPUB

hun bystand te bieden in het ftreeven na zuiverheid des harten en gelukzaligheid. Dat hy, naamaals, de wereld in regtmaatigheid zal oordeelen, door JESUS CHRISTUS); aan wiens beftuur hy de wereld onderworpen, en de Menfchen, wegens hun gedrag, verantwoordelyk gemaakt heeft. Dat, gelyk hy aan alle onboetvaardige Zondaaren, onpartydig, naar gelange hunner onderfcheidene maate van fchuld, ftraffe zal toewyzen, hy ook zyne geloovige en getrouwe Dienaaren zal beloonen met nimmereindigend geluk en onsterflyke eere, ter oorzaake van het onveranderlyk genoegen, 't geen hy fchept in de Deugd, en om deeze, in 't einde, overwinnend en zegevierend te maaken over boosheid en ondeugd. Eindelyk, dat, wanneer het lot des geheelen Menschdoms dus regterlyk zal beflist weezen, en gevolglyk de einden van CHRISTUS Middelaarschap geheel bereikt, het Koningryk GODE den Vader zal overgegeeven worden opdat de Žoon zelve zal onderworpen worden aan Hem, (aan GOD) die hem alle dingen onderworpen heeft, en GOD alles in allen zy (t).

[ocr errors]

Een Stelzel als dit, over 't geheel, van dien aart, dat elk bedagtzaam, elk Godsdienftig, elk waarlyk Zedelyk, Mensch moet hoogagten en eerbieden; terwyl het allen, die 't zelve van geheelen harte gelooven, en toelaaten dat het deszelfs natuurlyken en regtmaatigen invloed op hun hart hebbe, waarschynlyk, hier op aarde, in vrede en gerustheid van ziel zal doen leeven, en volstrekt zeker de nimmerëindigende gunst van GOD, hier naamaals, doen fmaaken.

De volgende tak van 's Leeraars Pligt, tot welks ontvouwing ik gevorderd ben, beftaat hier in: dat hy het opzigt over de Kudde GODS hebbe. In dit algemeene voorfchrift zyn de volgende byzonderheden begreepen.

Vooreerst, dat hy den ftaat en gefteltenisse der Gemeente onderzoeke, en toezie (zo verre als zyn magt en invloed, die enkel overreedend en niet dwingend zyn, zich uitstrekken,) dat alle dingen, betrekking hebbende tot de openbaare Godsdienstpligten, met ernst en welvoeg. lykheid worden waargenomen, agtervolgens de voorfchriften des Nieuwen Verbonds. Het voegt hem ook, toe te zien, dat geene gevaarlyke Dwaalingen, die het

(*) HANDEL. XVII: 31.

(†) 1 Cor. XV: 24-28.

oog

1

oogmerk des Christendoms omverstooten, of onbeftaanbaar zyn met deszelfs weezenlyke beginzelen, tot Losbandig. heid en Zedeloosheid ftrekkende, ter Kerke worden ingevoerd. En, fchoon verfchil in begrippen, omtrent ftukken van minder aangelegenheids, flegts weinig opmerkings vordere, zyn, egter, begrippen, rechtdraads ftrekkende om losbandigheid en ondeugd te begunftigen, wanneer zy zich opdoen, ftreng tegen te ftaan.

Maar hoe? Enkel door kragt van bewysredenen, door zagtmoedige en bedaarde overtuiging; want de Dienstknegt des Heeren moet niet twisten, maar vriendlyk zyn jegens allen (*).

Ten anderen, is het de pligt eens Ouderlings of Opzienders, de Onkundigen, naar maate van hunne verfchillende omftandigheden, te onderwyzen; troost te verschaf fen aan de kleinmoedigen, ondersteuning te verleenen aan den zwakken, versterking aan den onvasten, uit den weg te ruimen alle ongegronde vermoedens en twyfelingen, als mede de ligt buiten fpoor flaande opwellingen der Jeugd te bedwingen, en eene vroege wending ter Deugd en Godsvrugt te geeven. Bovenal heeft hy zich toe te leggen om Deugd en Godsvrugt hun voor te draagen in het meest bekoorlyk licht, niet in eene treurige en affchrikwekkende gedaante. Eindelyk voegt het hem, de ongeregeld wandelenden te vermaanen en te beftraffen, daar zy door hunne ondeugden de eer van het Christen-character bevlekken.

Maar, om dit laatstgemelde gedeelte van zynen pligt met den verlangden uitflag te volbrengen, ftaat hem wel naauwkeurig agt te geeven op voeglyke omstandigheden van tyd en plaats, als mede op de byzondere characters en geaartheden der Perfoonen, welke hy vermaant of be ftraft. Die vermaaningen en beftraffingen moeten toegediend worden met alle blyken van tedere belangneeming en vriendschap; met volflaagene verwydering van allen trotsch, heerschzugt en drift. 'Er kunnen Zondaars

weezen, zo geheel van alle braafheid ontbloot, zo onge voelig voor allen bezef van het onderfcheid tusfchen goed en kwaad, dat hun te vermaanen, of te beftraffen, alleen ftrekt om ons ten voorwerp te ftellen van hunne verfmaading en haat. Onze Zaligmaaker heeft daarom, en

(*) 2 TIM. II: 24.

de

de Leeraars, en de Christenen in 't algemeen, ontflaagen van zich met deezen te bemoeijen. Geeft, is zyn woord, het heilige den honden niet, werpt uwe paarlen niet voor de zwynen; op dat zy dezelve niet ten eenigen tyde met de voeten vertreeden, en zich omkeerende u verfcheuren (*).

In deezer voege heb ik een kort verflag gegeeven van de natuur en het oogmerk des Leeraarampts, en hoofdzaaklyk aangetoond wat 'er ligt opgeflooten in de woorden van Apostel PETRUS, weidt de Kudde GODS, en hebt het opzigt daar over. Ons ftaat nu voorts te onderzoeken met welke Gemoedsgefteltenisfe, en op welk eene wyze, deeze aangelegene pligt moet volbragt worden.

Ten deezen aanziene betuigt de Apostel, in de eerfte plaats, dat een Leeraar zyn post te volbrengen hebbe, niet uit bedwang, maar gewilliglyk, dat is, niet als een opgelegde last of taak, niet enkel uit vreeze voor straffe, indien hy verwaarloozend of ontrouw is in het werk zyner bedieninge; maar van harten tot den dienst geneigd, en die zich gewillig en vry daar toe heeft overgegeeven.

In de tweede plaats, niet uit vuil gewin; dat is, niet om winst te doen als het voornaam en heerschend begin zel, niet uit Geldgierigheid, welke eene zo laage en fchandelyke drift is, dat dezelve iemand ongeschikt maakt tot eenige post van aangelegenheid, en buiten staat stelt om eerlyk en onpartydig te weezen in de volbrenging daar van, en inzonderheid onbevoegd maakt tot een Ampt van eenen Godsdienftigen en zedelyken aart, als geheel onbestaanbaar zynde met de Liefde tot GOD, en de verbanning van alle Deugd. Niet om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed; dat is, een onbaatzugtige en edelmoedige gefteltenisfe, welke vermaak schept in goed te doen, en in zichzelven eene neiging en inwendige begeerte voelt, om de eer van God en de zaligheid der onfterflyke Zielen te bevorderen.

Noch ook als Heerfchappy voerende over het Erfdeel des Heeren; dit wil zeggen, zich niet aanmaatigende dat Regtsgebied over het Geweeten, die heerfchappye over het

[merged small][ocr errors][merged small]

Ge

(

Geloof der Christenen, 't welk de Apostels zelve weigerden; niet ftreevende na grootheid en praalenden voorrang; maar als voorbeelden der Kudde geworden zynde, van nederig. heid en gemaatigdheid; zichzelven gelukkig agtende van in de gelegenheid geiteld te weezen om hunne ChristenBroederen, in dien zo nuttigen ftand, nuttig te weezen: drukkende de voetstappen van hunnen grooten Meester, die niet kwam om gediend te worden; maar om te dicnen (*). Teffens Voorbeelden zynde van een blaakende, doch te gelyk voeglyke en bedaarde, Godsvrugt; van Liefde tot alle Menfchen; van gemeenzaamheid en meewaarigheid; van deftigheid, zonder ftuurschheid; van zelfbedwang, zonder bygeloovige geftrengheden; van yver, zonder bedilzugt of geweldige driftvervoering; van openhartigheid en eenvoudigheid des harten, ver afgefcheiden van vooroordeel en list; van naar ftigheid, voorzigtigheid, en welbestuurde driften; van een vuurige begeerte tot kennis voor zichzelven, en eene gereedheid om dezelve vrylyk aan anderen mede te deelen; van weltevredenheid, opgeruimdheid, en eene bedaarde onderwerping aan de fchikkingen der Voorzienigheid; en van eene ftandvastige en onbuigzaame braafheid, die zich egter voor onvoorzigtigheden wagt; welke, fchoon zy gevaar vermydt, wanneer het met eere kan ontgaan worden, en met behoud van een goed geweeten, en in zo verre 's Volks vooroordeelen inwilligt als ftrekken kan om de gereedste en onschadelyke middelen te gebruiken om de rechte beginzels van den Godsdienst hun in te boezemen, egter nimmer eenige Kunstenaaryen bezigt om hun verkeerde denkbeelden in te boezemen; nooit, door vooraf overlegde dubbelzinnigheden in de voordragt, hun in dwaalingen styft, of in 't minst hunne ondeugden ftreelt; en, tot zulk eene harde proeve opgeroepen zynde, allen wereldlyk belang opoffert, om de zaak der Christenheid en der Deugd, welke de zaak van GOD is, te handhaaven. Ik zal hier alleen nog byvoegen dat de ChristenLeeraars de fterkst mogelyke aanmoediging hebben, om dus onbesmet, yverig en getrouw, te weezen in het werk hunner bedieninge en het vercieren van de Godsdienstleer, welke zy prediken, door den veelvermo

[ocr errors]
[ocr errors]

gen.

(*) MATTH. XX: 28.

genden glans van een Godvrugtig en voorbeeldlyk leevensgedrag: naardemaal zy, zich in deezer voege gedraagende, de volftrekte verzekering hebben, dat wanneer de Overfte Herder verfchecnen zal zyn, de onverwelklyke kroone der heerlykheid behaalen zul len (*).

zy,

(*) I PETR. V: 4.

(Het Vervolg hier naa.)

OVER HET HEILZAAM GEBRUIK DER ZWAVEL-LEVer-
LUCHT, BY HET LOOD-COLYK EN METAAL VER-
GIFTIGING. Door J. C. KRAUSS, Med. Doc.
te Amfterdam.

e menigte der dagelyks uitgevonden en met zo veel

aangeprezen

groot, dat de waarheid - minnende Arts dikwerf niet weet, welke hy meer vertrouwen zal, of de uitnodigende alles beloovende aanpryzing van den Uitvinder, of zyn eigen, met genoegzaame theoretifche kundigheden gepaard, Prac. tisch gevoel.

Wat hiervan ook zyn moge, zo is yder Arts verpligt, zo veel het zonder nadeel van zynen Lyder gefchieden kan, zodanige middelen te beproeven, welke hem, na rype vergelyking der dierlyke huishouding (voor zoo verre zy ons bekend is) met de phyficaale of doode krachten, nuttig íchynen, en in het tegenovergestelde onfchadelyk zyn, om, ware het mogelyk, het heir der menfchelyke Kwaalen en Ongemakken hoe langer hoe meer met zekerheid en wezentlyk nut te beftryden, en te overwinnen.

Het Lood Colyk, eene in deeze Landen gewis zeer menigvuldige, en wegens zyne gevolgen akelige, ziekte, is, tot dus verre, door veele Geleerden, zoo wel buiten als binnen deeze Republiek, zeer naauwkeurig nagefpoord en men heeft ook dikwyls de Lyders, door den tyd, door het gebruik van ander water, verandering van lucht, enz. hersteld; edoch veelmaalen gebrekkig, en zulks alleen, dewyl 'er tot dus verre geen middel bekend was, 't welk de zich in 't ligchaam bevindende Loodstoffen, onmiddelbaar, door zyne grootere vermaagschap, uit zyne

Bb 5

ver

« EelmineJätka »