Page images
PDF
EPUB

e

de fchynbaar onbestaanbaare eigenschappen van Stoffe en Geest, in ftede van vermengd en met elkander vereenigd te zyn in eene en dezelfde zelfftandigheid, hebben ieder hun eigen onderfcheiden deel in onze zamengeftelde gefteltenisfe, huisvesten in onderfcheide zelfftandigheden, naar derzelver aart geschikt. Maar, fchoon verfchillend van elkanderen, zyn zy naauw met elkander vereenigd. Door deeze vereeniging zyn wy verbonden aan de zigtbaare en onzienlyke, aan de ftoflyke en geestlyke wereld, en ftaan, als 't ware, op de grenzen van beiden. En wanneer het Lichaam weder tot de Aarde keert, begeeft zich de Ziel na de wereld der onfterflyke Geesten, tot welke dezelve behoort.

Die uitsteekende bekwaamheden en vermogens van 's Menfchen Ziel, welke blyken veel verder te ftrekken dan het gebruik in dit kortstondig leeven vordert, wor den zeer eigenaartig en gefchikt voor een Weezen dat bestemd is voor de Eeuwigheid, en zyn niets meer dan 't geen noodzaaklyk is om dezelve voor te bereiden voor dat hemelsch Gewest, haar eigenlyk huis en vaste verblyfplaats. Daar zullen de Zielen ruimte in overvloed vinden om zich uit te breiden, eene maate van kragt en werkzaamheid aan den dag te leggen, in het tegenwoordige leeven onverkrygbaar. Daar zullen zy in eeuwigheid toeneemen, en dien ftaat van volkomenheid erlangen, tot welken zy zich staag uitstrekten, maar ter be reiking van welken zy in deeze wereld geen tyd had

den.

[ocr errors]

Wanneer het eens vaststaat dat wy hier naamaals eens rekenfchap zullen moeten geeven van onze bedryven, dan is 'er eene duidelyke reden waarom wy vrywerkende Weezens zyn; waarom wy een regelmaat des gedrags ontvangen hebben; waarom wy het vermogen bezitten om daar van af te wyken, of om 'er overeenkomftig mede te handelen; waarom wy, met één woord

een voorafgaand onderzoek voor de regtbank van ons Geweeten zyn blootgefteld, eer wy voor de Regtbank van onzen grooten Regter verfchynen.

[ocr errors]

Onze vuurige trek na Beroemdheid, na Geluk na Onfterflykheid, zal, op de veronderstelling van een Toekomend Leeven, tot een beter einde dienen, dan om ons te leur te ftellen en te bedroeven. Gemelde begeerten zyn alle natuurlyke begeerten, met voorwerpen welke daar aan beantwoorden; en zullen ieder, in eenen anderen

Staat,

Staat, die voldoening ontmoeten, na welke zy in deezen te vergeefsch haakten.

Ja zelfs die ongelykmaatige bedeeling van goed en kwaad, waar oyer wy zo gereed klagten by klagten uitftorten, en die zwaare beproevingen, welke, by wylen, zo fel, ook de besten der menfchen, drukken, ftaan alle bloot voor eene gemaklyke oplosfing, op 't eigen oogenblik dat wy eenen Toekomenden Staat in aanmerking neemen. Deeze Wereld maakt dan alleen een gedeelte uit van een stelzel. Dezelve was nimmer beftemd tot een Staat van Vergelding; maar van Beproeving. Hier worden wy alleen beproefd, naamaals beloond of gestraft. De rampspoeden, welke ons op aarde drukken, krygen, uit dit oogpunt befchouwd, eene geheel andere gedaante. Zy zyn wyze en zelfs weldaadige voorzieningen om onze Deugden op de proeve te brengen in ons die geestgefteltenis te verwekken, welke eene noodige voorbereiding is ter nimmer eindigende Gelukzaligheid.

[ocr errors]

Op deeze wyze klaart de veronderstelling van eenen Toekomenden Staat alle zwaarigheid op, en verdryft de donkere wolken, welke anderzins over dit gedeelte van GODS Scheppinge hangen. Met dit licht der Onfterflykheid voor ons heenen, kunnen wy onzen weg vinden langs de anders duisterfte paden van Gops Zedelyk Be. ftuur, en een voldoend berigt geeven van de bedeelingen der Voorzienigheid met het Menschdom. Het is, derhalven, een allervoldingendst bewys voor de weezenlykheid van eenen Toekomenden Staat, dat dezelve aan zo veele heerlyke einden beantwoordt, en zo onafscheidelyk noodzaaklyk fchynt om geregeldheid en overeenstemming te geeven aan de oogmerken des Almagtigen in het vormen deezer Wereld en derzelver Inwoonderen, om een eenpaarig en zamenstemmend plan der Godlyke handelingen aan ons te verfchaffen. Want gelyk, wanneer wy, in de Stoflyke Wereld, vinden, dat het beginzel van Zwaartekragt, toegepast op de onderfcheide deelen des Heelals, op de volkomenfte en fraaifte wyze ons eene verklaaring aan de hand geeft van de ftanden, de verfchynzels en de invloeden, der hemelfche Lichaamen en zelfs reden geeft voor al de fchynbaare ongeregeldheid en uitmiddelpuntigheid van derzelver beweegingen wy geene zwaarigheid maaken om het beftaan en de werking van zodanig een ver mogen te erkennen; zo zien wy in het Zedelyk Stelzel,

A 3

dat

dat de erkentenis van een ander Leeven eene gereede oplosfing aan de hand geeft van de verbaazendste en anders onverklaarbaare verfchynzelen; het is, als 't ware, een looper- fleutel, die alle ingewikkeldheid ontfluit en ons het groot plan der Voorzienigheid in het be. ftuur der menschlyke zaaken opent. Dit zo zynde, kunnen wy niet langer, zonder geweld te doen aan alle gronden van regtmaatige redenkaveling, onze toeftemming in het erkennen van de waarheid en weezenlykheid van zulk een staat te rugge houden.

Uit deeze byeenzameling der bewyzen voor een Toekomend Beftaan, de uitflag onzer nafpeuringen over dit onderwerp, blykt, dat zy, te zamen genomen, eene groote maate van blykbaarheid opleveren ten fteun van die groote waarheid.

[ocr errors]

Deeze blykbaarheid, in de daad, gelyk ik te vooren aanmerkte, is door eenigen als zo dringend voorgefteld en zo bellisfend, dat zy het behulp der Openbaaring, in dit ftuk, geheel onnoodig keurden. Doch dit is zo verre van het geval te weezen dat die eigenfte klaar heid, met welke wy nu in ftaat zyn de weezenlykheid van eene Toekomende Vergelding uit de beginzelen der Rede af te leiden, ons zelfs het voldingendst bewys zal opleveren van de volftrekte noodzaaklykheid die 'er was voor eenig hooger licht, om het menschdom te onderwyzen en te beftuuren in dit en in andere Leerftellingen van het alleruiterst aanbelang voor deszelfs tegenwoordig en toekomend Geluk.

(Het Vervolg en Slot hier na.)

WAARNEEMINGEN OVER DE WERKING DER Gratiola, IN DE KRANKZINNIGHEID. Door L. F. B.

zonderling

LENTIN.

In het jaar 1696 fchreef GIDEON HARVEI, in zyn zeer ze wierd uitgegeeven, onder den titel: The Vanities of Philofophy and Phyfic, op pag. 100, over de zo zonderlinge ziekte der Krankzinnigheid: Ik moet bekennen, dat, onder; de geheele verzameling der ziekten niets dieper verborgen en meer onoplosfelyk fchynt dan die tegennatuurlyke ge.

2

fieldheid der Hersfenen, welke met Krankzinnigheid gepaard gaat. Edoch weeten wy dienaangaande , tegen

het einde deezer anderzints zo verlichte Eeuwe wel meerder, zo ten opzichte van het geen het Hersiengeftel in deeze omftandigheid moet lyden, als ten opzichte van 't geen 't zelve daar in medewerkt? De Ontleedkunde fchynt hier in reeds tot den grootstmogelyken graad van volkomenheid opgeklommen, en niet in ftaat te zyn om den hoogften trap der lichaamlyke volmaaktheid onder onze zintuigen te brengen. Zo lange derhalven de nieuwe Scheidkunde niet in ftaat geraakt, om ons met de Denkingsstoffe bekend te maaken, moeten wy ons wel in deeze duisternisfen en onverklaarbaare betrekkingen behelpen met het geen wy door ondervinding kunnen ontdekken.

Hoewel thans het gebruik des Nieswortels, tot het geneezen der Krankzinnigheid (ik weet niet met recht of ten onrechte), is afgefchaft, zo heeft men toch, in de meeste gevallen deezes hoogst treurigen toeflands, gemeend te moeten blyven by de Geneeswyze der Ouden, in zo verre zy de herstelling door geweldige Braak- en Purgeermiddelen zochten. Men heeft alleen verfchild in de keuze der daar toe dienftige middelen, zo dat zommigen dienaangaande te vreesachtig, anderen wederom te ftout, zyn geweest. Wat myne bevinding aangaat, ik hebbe in drie op elkander volgende gevallen een voortreflyken dienst gehad van het poeder der Gratiola, gė. bruikt naar het voorfchrift van den Heer KOSTRZEWSKY, dcor denzelven medegedeeld in zyne Disfertatio de Gratiola.

Twee der door my geneezene lieden waren Broeders, wier Vader wel niet krankzinnig was; doch echter, in een zo grooten graad, met Eigenzinnigheid en Waanwysheid behebt, dat men doorgaans meende, dat hy het niet vast had. Daar en tegen was deszelfs Broeder volkomen krankzinnig, en ftierf aldus in het 65 jaar zyns ou derdoms. De beide Broeders, over welke wy thans zullen handelen, wierden krankzinnig in den bloei hunner jon. gelingfchap', doordien zy, om eenmaal aanzienelyke posten te kunnen bekleeden, cen ongewoonen vlyt in hunne Studien hadden aangewend. De Lof en de Eerbewyzingen, welke hun wierden toegezwaaid, fcherpten nog meerder hun dorst naar Roem, waardoor de vlyt verdubbeld, en de flaap, zo wel als alle heilzaame uitspanning, A 4

ver

vermyd wierd. Ras trad hierdoor een bedorvene Verbeeldingskragt in de plaats van gezond Verftand, het welk men niet in ftaat was door eenigerleie Voorftelling te herroepen. In het begin was de afwyking van het pad der Rede ten naasten by gelyk aan den toestand, onder welken ADDISON in zyn Spectator den Droom voorftelt. In den Droom gaat de Ziel om met ontelbaare voortbrengzels van haar eigen maakfel, en wordt over,, gebragt in duizenderlei Toneelen van haar eigen vin,, ding. Zy is zelve Toneel, Acteur en Toehoorder."

[ocr errors]
[ocr errors]

De eerfte deezer Krankzinnigen, wiens omftandigheden wy inzonderheid zullen befchouwen, om dat dezelve nagenoeg met den aart der Kwaale en der Geneezing van de beide overige overeenstemmen, holde dus een tydlang. vreedzaam voort, en hield in zyne verbeelding steeds de glansrykfte daarstellingen voor zichzelven. Deeze toestand had ten gevolge flaapelooze nachten, en een meer en meer toeneemende afwisseling der Voorstellingen, waardoor eindelyk de Ylhoofdigheid zodanig toenam, dat hy zich aan zyne Moeder en anderen, die hem bewaarden, vergreep, en voort daar op uit een venfter der tweede verdieping fprong, zodat hy op een gevloerde plaats nederstortte zonder zich echter van belang te kwetzen. Zelfs niet in de geweldigfte aanvallen zyner kwaal bespeurde ik aan hem het optrekken van een of van beide ballen, 't geen door AVENBRUGGER, als een onaffcheidelyk toeval der Krankzinnigheid, was opgegeeven.

[ocr errors]

De Geneezing deezes ongelukkigen Jongelings ondernam ik met fterke Aderlaatingen, en ging daarna over tot zodanige middelen, welke door een fterken prikkel in ftaat zyn, verstoppingen in den onderbuik weg te neemen. Dan dit verricht zynde, vond ik de gewoone braak- en purgeermiddelen in geenerleie wyze fterk ge. noeg, om de noodige ontlastingen te bewerken. Ondertusfchen twyffelde ik niet, of de nog steeds toeneemende hevigheid der Woede moest worden toegeschreeven aan de menigte der losgemaakte ftoffe en derzelver opflorping. Dus vond ik my verplicht tot fterkere middelen myn toevlucht te neemen, Ten dien einde liet ik hem braaken, door middel van poeders uit witte Vitriool, nadat men hem, door dwang, een prikkelende Cly fteer had gezet. Vervolgens gaf ik hem het poeder der Gratiola, tweemaalen 's daags: 's morgens tot eene halve drachma en 's avonds tot tien grein, in te neemen

met

« EelmineJätka »