Page images
PDF
EPUB

ten vollen te bewerkstelligen. Men mag desgelyks denken, dat de Vlugvoetigen, uit een ander oogpunt befchouwd, op verdiensten aanspraak hebben, als volgende de beste voorfchriften der Gezondheidsleere, ik meen Lichaamsbeweeging, zonder welke, in zekere maate, het Lichaam niet lang gezond kan blyven. Menfchen, immers, die zich aan dagelyksche wandelingen gewennen, en nooit toelaaten dat hun bloed of vogten door ftilftaan bederven, merkt men op dat doorgaans een lang leeven, en in 't zelve eene groote maate van gezondheid, genieten.

aan

Maar, Medeburgers! ik hoop dat ik niet van liefdeloos oordeelen verdagt zal gehouden worden, wanneer ik, aan de be hoorlyke Lichaamsoefening en beweeging allen daar aan verfchuldigden lof geevende, dat verhaasten, dat jaagen, waar over ik u, in deezen Brieve, wenschte te onderhouden, eene geheel andere oorzaak toefchryve; naamlyk aan dien trots, welke ons aanprikkelt om in het oog der by- en omflanderen als iemand voor te komen, die een Man van zaaken, een Man van belang, is.

Een Man, die langs ftraat wandelt met een traagen en als afgemeeten tred, en uit den weg gaat voor elke hindernis welke hem ontmoet, ftaat veel minder kans om in 't oog te vallen," dan hy, die, met flingerende armen, de fnelle beweegingen der voeten volgende, zynen weg aflegt, als of hy zaaken van het uiterste belang volvoert; die een schrik mag heeten van blinde en gebrekkige Bedelaars, van Kruijers en Groen wyven. De eerstgemelde zal de Stad van het eene tot het andere einde doorwandelen, zonder iemands oog te trekken; terwyl de laatstgenoemde, eer hy één ftraat ten einde is, honderd oogen tot zich gelokt, en de aangaapende nieuwsgierigheid gaande ge maakt heeft om te weeten wie hy is, en na te fpeuren wat hy zal doen. Het kan, egter, gebeuren dat die beiden om een en dezelfde zaak uit zyn, of, 't geen nog waarfchynlyker is, dat hy, die ernftig en deftig voortftapt, iets zeer gewigtigs in 't hoofd heeft, terwyl de ander, door veel vertoons van druk. te, tragt aan te vullen, wat hem daadlyk in bezigheid ont breekt. ludien beide deeze Lieden hunne Winíten aan 't cinde van den dag, naar den tyd aan werkzaamheid besteed, afmaten, zou het verfchil waarfchynlyk niet groot weezen; maar het is de Schyn, het is de Vertooning, welke den lief. hebber van haastmaaken behaagt, en hy verwerft den prys der overwinninge by de zodanigen, die alleen oordeelen naar 't geen voor oogen is (en dit maakt het grootste gedeelte des Menschdoms uit,) welke zyn mededinger zoekt te ontvangen uit de hand van het veel kleinder getal kundigen.

"

Op de Dorpen zien wy, op eene treffende wyze, 't geen een Schryver van naam genoemd heeft de waardigheid van Drukte." Een Postwagen komt niet op den Straatweg by

Kk 2

[ocr errors]

den

den ingang, of de Voerman, den fmaak der Reizigeren keitnende, legt 'er de zweep over, rydt uit al zyn magt, tot fchrik van oude en kreupele Vrouwen, en met gevaar voor kleine Kinderen, die even loopen; hy stoort de werkzaamheid der landlieden, die den hals uitrekken om te zien wie 'er komt. Dit, met het geraas der wielen, het gekletter van de zweep, en het blaffen der honden, zult gy my wel willen toeftemmen, maakt geen gering gedeelte uit van iets belangrýks ; 't welk alles in 't einde bekroond wordt door het uitkomen van den Hospes, en het loopen der Knegts om den wagen te openen, en de Reizigers te brengen in de Blaauwe Engel, of de Groene Valk; plaatzen, niet zeer uitsteekend van naam, maar niet ongefchikt ten flotbedryf van dit vertoonmaakend ÿdel gewoel.

[ocr errors]

Behoef ik u te zeggen, dat, in het reizen der Perfoonen van hoogen en uitfteekenden rang, voortvaaren en fchielykheid het groot onderfcheid uitmaakt tnsfchen hun en het Gemeen? Het fchielyk aankomen der vooruitgezondenen, misfchien flegts vyf minuten vóór de komst der hooge Perfoonadien, om te zeggen dat zy op weg en naby zyn; de verwarring, welke die tyding in een Herberg te wege brengt, die of vol volks, of misschien niet zeer groot is; het geraas op de fteenen, of de wolk van stof, die er opgaat zyn groote dingen: deeze, Burgers! zyn Dorpsvoortreflykheden, die nooit in 't hoofd kwamen van langzaame en bedaarde Reizigers, die hunnen weg, zonder opschudding te maaken, afleggen. Zy verwekken een hoog en verheeven denkbeeld van de aangekomene Perfoonen; een hoop menfchen fchaart zich om getuigen te weezen van het af en binnentreeden dier aanzienlyke Perfoonadien; 't welk, opdat alles wet zamenstemme en aan elkander beantwoorde, met een wip gefchiedt en zo wordt 'er alleen een ras voorbygaand verfchynzel verleend aan den gaapenden toekyker, wiens verbeelding daar door misschien beter onthaal geniet dan door een volkomen gezigt.

Menfchen, wier zaak het is, ten Hove, of elders waar Gunften worden uitgedeeld, zich te vervoegen, weeten ten vollen, van hoe veel belangs het doorgaans is, Drukte te vertoonen, zo in 't komen als in 't heenen gaan. Schoon zy ter wereld niets anders te doen hebben dan een enkel Compliment by den Vorst, of die de Oppermogendheid verbeeldt, te maaken, beftaande in eene buiging en het prevelen van eenige woorden, zy vliegen heen, en ftreeven met dringend geweld ter trappe op. Dit Driftbetoon kan nergens anders uit voortfpruiten dan uit een beginzel van pligtvaardigheid; en om de Gunstbetooners niet te laaten wagten. De omftaande menigte meet hun gevoelen over die Perfoonen naar die maatftaf af. Hoe vaak ben ik ooggetuigen geweest, dat een oud jichtig Heer ongezien, althans onopgemerkt, op het voorplein hobbelde; terwyl

een

[ocr errors]

een jonge knaap, uiterlyk van aanzien, door zyn vluggen ftap en vaardige beweeging, voor een Staatsman gehouden wierd, die eene dankbetuiging voor verkreegene bevordering ging af leggen. Deeze dingen, Burgers! mogen kleinigheden fchynen maar deeze beuzelingen,, zyn groot voor kleine lieden."

Ja, ik beken, dat ik foms, wanneer de gelegenheid zich daar toe gunftig aanboodt, niet verfmaad heb hier van gebruik te maaken. Waargenomen hebbende, dat lieden, die traag en langzaam zich vervoegden na een plaats van eenig bedryf, als of zy met de daad niets te doen hadden, door de Oppasfers niet werden toegelaaten; terwylk, het vertoon maakende van groote drukte, en met een tred die belangrykheid aanduidde te voorfchyn treedende en doordringende, gereeden toe gang verwierf. Dan in zulke haastvertooningen valt niet veel te berispen.

Misschien zal men hier op inbrengen, dat myne ftelling we gens het Haast- en Druktebetoon eene foort van trots is, dat dezelve niet zo zeer met dien naam moet beftempeld worden, als de deftige tred, eigen aan een ftaatlyken ommegang; maar fchoon ik dit erkenne, zal het niet meer zeggen, dan dat 'er meer dan één weg is om het zelfde einde te bereiken; en hebbe men hier by te bedenken, dat dus eene manier van doen een middel is om vertoon van veelbeduidendheid te maaken, welk iedereen niet in zyne magt heeft. Maar alles wat ver worven kan worden door het vertoonen van Haast en Drukte is gemaklyk voor iedereen verkrygbaar, zulks kan gereed en ten allen tyde te werk gefteld worden, te voet, te paard,

en te wagen.

Waarom is het, dat zo veelen onzer jonge Kooplieden, die in den Zomer op een Buiten hun verblyf moeten neemen, om den heerfchenden finaak en mode te volgen, dikwyls gevaar loopen van hals en beenen te breeken, met, omstreeks tien uu ren in den voormiddag, in alleryl na de Stad te ryden, dan om hier door de Bewoonders van de ommeftreeken in het denkbeeld te brengen dat zy Lieden van groote bezigheid en veel beduidenis zyn. Indien hunne voortvaarendheid ontstondt uit bezorgdheid om 's morgens vroeg op hun Kantoor te weezen zouden zy dit zelfde einde veel gemaklyker en veiliger hebben kunnen bereiken door hunne zagte bedden een uur of twee vroeger te verlaaten. Veel, zeer veel, in de daad, van de fchigtige en woelende voortvaarendheid, welke wy in lieden van bedryf waarneemen, moet toegeschreeven worden aan het verlies der morgen uuren; doch zy tasten deerlyk mis, indien zy

denken, dat deeze kunnen ingehaald worden door zweep en fpoor. Ik heb 'er veelen gekend, die groote middelen verkree gen, door welgeflaagde Speculatien, en vlytige oplettenheid, die hun geregtigden tot den tytel van fchrandere en yverige

KK 3

Man

450 DE VOORDEELEN VAN ZICH DRUK BEZIG TE VERTOONEN.

Mannen; maar ik ontmoette nimmer onder hun, die in den naamiddag kon vinden wat hy in den voormiddag verzuimd hadt. Het valt bezwaarlyk op het eene gedeelte van den dag de verrigtingen van een ander gedeelte te volvoeren; dit, denk ik nede. Tig, is even bezwaarlyk als met de voeten te verrigten wat het werk der handen is, of aan den elleboog te beveelen, dat geen te doen, wat het oog moet uitvoeren.

Deezerwyze eenige aanmerkingen in 't midden gebragt hebben. de, over de voordeelen, van het betoon eener woelende Drukte en Haast te verwagten, welke ik tot het beginzel van trots te rug gebragt heb, en de begeerte om een ydel vertoon te maaken, zou nu eigenaartig volgen, dat ik schetste de nadeelen, zo 'er eenige zyn, welke gepaard gaan met eene meer deftige Voortvaarendheid. Ten deezen opzigte, nogthans, zal ik my, daar myn Brief reeds zo breed geworden is, bepaalen tot ééne bedenking; hier in beftaande, dat de veelvuldigheid der fchyn. vertooningen de uitwerking daar van verydelt; en tot één ge val, hier in beftaande: In de ftraaten van een onzer volkrykste Steden wandelende, kwam 'er een Postchais met vier paarden uit alle magt aanryden: het gebas der honden, het gefchreeuw van Vrouwen en Kinderen, ging 'er, naar gewoonte, by op. Desgelyks fchooide eene groote menigte volks zamen by de deur der Herberge waar het Rydruig stil hieldt, vol nieuwsgierigheids en begeerte om de groote Perfoonadie te zien, die met zulk een buitengewoonen fpoed kwam aanryden. En ziet, het was een Jong Heer, gevat om het maaken van valfche Banknooten, en die korten tyd daar naa werd opgehan gen, dat 'er de dood naa volgde.

Uw Medeburger

P. Festina lente.

ANECDOTE, RAAKENDE DE RUITER.

Aan de Uitgeevers der Vaderlandfche Letteroefeningen.

He

GEACHTE MEDEBURGERS!

et zoude overtollig zyn iets te zeggen tot lof van den grooten Admiraal MICHIEL ADK. DE RUITER. By elken Liefhebber des Vaderland's is de gedachtenis van deezen bykans weergadeloozen Man in zegening. Uitgestrekte kundigheid in de zaaken van zyn beroep, kloek beleid, onverfchrokken dapperheid, bedaarde voorzichtigheid, tegenwoordigheid van geest in de neteligfte omstandigheden, vereenigden zich in hem met de zuiverfte liefde tot het Vaderland, en ontvingen eenen on.

be.

[ocr errors]
[ocr errors]

bezwalkten luister van een algemeen deugdzaam character, van de ootmoedige godsvrucht des verlichten Christen. Ook hebben vreemden," zegt WAGENAAR, Vaderl. Hist. D. XIV, bl. 395, " hem genoemd den grootsten Zeeoverste zyner eeuwe, en den trouwften dienaar, dien eenige Staat immer heb ben kon." In den beroemden BRANDT heeft hy eenen Gefchiedenisfchryver gehad, wiens pen zyne voortreffelykheid recht kon doen en gedaan heeft.

[ocr errors]

دو

Alles wat deezen Held betreft is waardig in gedachtenis te worden gehouden. Dit beweegt my u de volgende Anecdote te zenden, met volkomen vryheid, om ze, indien gy het goedvindt, in uw Mengelwerk te plaatzen. Het geval, daarin voorkomende, is wel omtrent de 40 jaaren na den dood van DE RUITER gebeurd, maar heeft tot den Admiraal de naauwfte betrekking, en toont, hoe zeer hy bemind en geacht was by zyne onderhebbende manfchap. My is het al voor jaaren ver. haald door den Eerw. PETRUS BLINK, Leeraar der Remonftranten te Amfterdam, en aldaar, ruim een jaar geleden, in eenen hoogen ouderdom geftorven. Het maakte toen by my eenen diepen indruk; dikwyls hebbe ik het overdacht, en nimmer uit het geheugen verloren, zodat ik het nog genoegzaam met de eigene woorden van Do. BLIEK kan voordraagen.

BLIEK dan verhaalde, dat hy in zyne jeugd, terwyl hy te · Amfterdam op des Rectors fchool was, eens met eenigen zyner schoolmakkeren gelegenheid kreeg om de Admiraliteits Werf en de Schepen in het dok liggende te bezien. Onder anderen lag daar een Schip, Haarlem genaamd. Dit fchynt cen van de zwaarten geweest te zyn. Ten minsten BLIEK boven op de hut ftaaude, had zynen makkeren toegeroepen: Jongens, zulk een Schip heeft DE RUITER nooit onder zyn g.t gehad. Een hoogbejaard matroos die als oppasfer op dit Schip geplaatst was, dit hoorende, vraagde hem: Wat RUITER? Wat RUITER meent gy? Wel, zeide BLIEK, den Admi raal DE RUITER, ik weet geenen anderen. Ach, myn Va. der DE RUITER, borst toen de oude Man, vol van aandoeninge, uit, is 'er nog iemand, die van DE RUITER weet? Dat hoort gy, hervattede BLIEK, maar hebt gy hem gekend? Zoude ik niet! fprak de oude Zeeman, en verhaalde daarop dat hy jaaren lang onder den Admiraal en op deszelven Schip, gediend, onder anderen den laatften tocht met hem ge. daan na de Middellandfche Zee, en den Zeeflag had byge. woond, waarin DE RUITER Zyne doodwonde ontving; dat hy ook vervolgens het lyk na het Vaderland had helpen over. brengen. BLIEK, die BRANDT had gelezen, vraagde daarop na eenige byzonderheden; onder anderen, of het waar was, DE RUITER nooit vloekte? De matroos zeide: Fa; het hardfte woord, dat hy ooit gebruikte, was, Kaerels! Maar dan moest hy heel boos weezen; anders was het, Mannen, of Jongens, of

dat

Maats.

« EelmineJätka »