Page images
PDF
EPUB

Aartsvaderen vóór den Zondvloed; die wy, om des te ruimer ftof tot nadenking over dit onderwerp aan onze Vaderlandfche Leezers te leveren, uit het Hoogduitsch vertaald,. op de voornoemde Bedenkingen willen laaten volgen.

Het is niet te denken, dat de eerfte menfchen aan. ftonds naar Maan- of Zonne - jaaren gerekend hebben, en dat, in de oudfte verhaalen van de allervroegste tyden, door het Hebreeuwfche woord, het geen anders doorgaans voor een jaar gebruikt wordt, zoodanige tydmaat gemeend is. Maar de Opfteller van die oude berichten, die tot ons zyn overgekomen, of wel derzelver Verzamelaar, die 'er Chronologische aanteekeningen, of tydbepaalingen, bygevoegd heeft, moet reeds aan eigentlyke jaaren gedacht hebben; want

1. Daar anders alles, in de eerfte Hoofdstukken van Genefis, door korte byvoegfels verklaard wordt, mogt men ook hier een wenk verwacht hebben, dat men de jaaren toen anders rekende, 't geen immers een zaak van 't uiterfte gewigt was, die over de gefchiedenis van dien tyd zeer veel licht kon verfpreiden.

2. Terwyl wy evenwel hieromtrent niets gemeld vinden, ftrekt dit ten bewyze, dat zoo min aan den eersten Opíteller, als aan den Verzamelaar, de opgave der jaaren ongelooflyk moet voorgekomen zyn, en dat zy aan niets anders, dan aan jaaren van twaalf maanden, gedacht hebben. De laatste moet toch ten minsten na Jofef geleefd hebben.

3. Dat hun het verbaazend getal van jaaren niet ongelooflyk voorkwam, is ligt te begrypen, dewyl men in laatere tyden veelal de vroegere bewondert, en aan de narichten daaromtrent des te eerder geloof geeft, hoe wonderbaarer zy ook zyn mogen, en hoe meer zy, van 't geen in onzen leeftyd gewoon is, afwyken. Het is ook aan laatere tyden eigen, de vroegere zoo veel mo◄ gelyk te verheffen.

4. Eindelyk, daar men in de opgave van de levensjaa ren der Aartsvaderen, en daarop volgende geflachten eene merkelyke afdaaling in den fteeds afneemenden ou derdom befpeurt, zoo ontstaat hieruit des te meer twyfeling omtrent de gefchiedkundige zekerheid der opgetee

2

ken

kende berichten; ook gefteld zynde, dat men de waare tydmaat der zoogenaamde jaaren, in verfchillende tyden, ontdekt heeft.

'Er is in de geheele Chronologie van de oudste tyden zeer veel onzekerheid. 't Is onmogelyk, dat wy naauwkeurige en genoegzaam zekere berichten omtrent de getallen en de jaaren zouden hebben, eer men nog den tyd geregeld begon te rekenen. 't Zal dan wel om 't even zyn, of men door die zoogenaamde jaaren kortere perioden van maanden, of eigentlyke jaaren, verstaa ;` want de regte waarheid kunnen wy toch niet te weeten komen (*).

Wil men de tydrekening tot aan Adam toe, als den eerften mensch, met wien de tyd begon, laaten opklimmen, dan zullen de zwaarigheden zich opeenhoopen. In de kinderjaaren van het menfchelyke geflacht telde men in t geheel niet, of, zoo men reeds tellen konde, zeker niet zyne levensjaaren of leeftyden. Men had daartoe noch aanleiding, noch behoefte. De oude van dagen, die zyn leven zat was, mag zyn afgelegd leven overdacht hebben; doch niet naar jaargetyden, maar naar de merkwaardigfte lotgevallen, die hy gehad heeft, en die aan geen jaargetyden verbonden waren. Zoo veel hy 'er zich nog van kon erinneren, zoo veel genoegen zal hy daaruit getrokken hebben.

Men zal gereedelyk toeftaan, dat men althans naar de jaaren van Adam flechts heeft kunnen raaden. Maar wie is in ftaat, ten aanzien der geflachten, die op de eerfte menschen allernaast gevolgd zijn, een zekerer berekening van den tyd te maaken? Het eerfte geflacht kon zyn ouderdom niet weeten, ten zy de eerfte mensch, of het eerfte menfchenpaar, by de geboorte hunner kinderen, aanstonds de tyden naar zekere maat berekend, en denzelven daarvan een naauwkeurig bericht medegedeeld hebbe. Hoe is dit te vermoeden, zelfs by het daarop gevolgde geflacht? Wat kon 'er hun aanleiding toe geeven, en welk belang konden zy 'er in zien, om zoodanige tydsbepaaling omtrent hunnen leeftyd te beraamen? Ten miniten moeten zulke tydsbepaalingen, byal

(*) Het is echter der moeite wel waardig, om de meeste waarfchynelykheid met alle naauwkeurigheid te berekenen, en alzoo aan de waarheid, zoo na mogelyk, te komen. (Redact.)

aldien zy in de vroegste tyden van het menschdom plaats gehad hebben, om verwarringen voor te komen, wel zeer in 't kleine, b. v. volgens een vierde gedeelte van een jaar, gegaan zyn. Ware het niet onder ons met onze politieke en burgerlyke inrichtingen zoo gelegen, dat het hoognoodig zy, om de levensjaaren te weeten, en fomtyds zelfs zeer naauwkeurig te weeten, hoe veelen zouden ook nu nog hunnen waaren ouderdom niet weeten, hoeveel belang zy 'er ook by hebben? En desniettemin weeten veelen nog niet eens naauwkeurig, hoe oud zy zyn. Hoe mag het 'er dan toch wel, eer men Kerkenboeken had, en, als men tot de Aartsvaders wil opklimmen, in dien vroegen leeftyd, uitgezien hebben?

Het blyft dan in ons oog waarfchynelyker, dat de leeftyd der Aartsvaderen maar ongeveer van de laatere wae reld bepaald is, zonder dat men daaruit eene zekere berekening van jaaren kan opmaaken. Deze berekening wierd van meer belang, toen men in het Oosten behaagen begon te fcheppen in oude geflachtregisters. Nu vond men zich verlegen, terwyl men de onafgebrokene opvolging der geflachten niet meer wist. De gaapingen wierden door lange levensperioden, aan fommige Stamvaders toegeschreeven, aangevuld, en wyl eenige derzelven zeer vroeg geleefd hadden, moesten deze opgaven, zelfs van den hoogften ouderdom, minder aanstootelyk fchynen. Men bleef dit een tydlang voor waarschyne. lyk houden, dewyl 'er anders veel te weinig jaaren konden te rug geteld worden. Het begint ons nu wel onwaarfchynelyk te worden; maar daartegen moeten wy altoos bedenken, dat, hoe meer geflachten uitgevallen waren, des te langer leeftyd aan de Patriarchen moest gegeeven worden. Men richtte zich daarby wel min of meer naar oude overleveringen, waaraan echter de Chronologische naauwkeurigheid ontbrak. Methufalah zal zeer oud, ouder dan andere menfchen, geworden zyn. Maar het is eene andere vraag, of hy juist 969 jaaren geleefd heeft. Neemt men eindelyk nog de verwarringen in aanmerking, die by de opgaven van getallen van ouds, door de verandering der fchryfwyze en andere oorzaaken, moeten ontstaan zyn, dan geeven wy de hoop geheel op, om eene zekere tydrekening van de vroegste eeuwen te verkrygen, en daarnaar den ouderdom der waereld te kunnen bepaalen. Waarom het ons ook in 't geheel niet vreemd moet voorkomen, dat zich by eene naauwe be

re

rekening des tyds, volgens de opgegeevene jaargetallen in Genefis, zwaarigheden opdoen, waaruit de grootste scherpzinnigheid zich niet gemakkelyk weet te redden.

[ocr errors]

NIEUWE WAARNEEMINGEN AANGAANDE HET NUTTIG GEBRUIK VAN DUIVELSDREK, MET OSSEGAL VEREENIGD, TEGEN HET MAAGZUUR. Door den Heer Bergraad BUCHOLTZ, te Weimar.

oen ik in handen kreeg de Verhandeling van den Tfleer Hofraad RICHTER over het Maagzuur, te vinden in het Eerste Deel zyner Geneeskundige en Heelkundige Waarneemingen, was my dezelve zeer welkom, dewyl my nog eenige lieden bekend waren, die de gewoone middelen, door den Heer RICHTER insgelyks te vergeefsch voorgeschreeven, zonder vrucht hadden gebruikt; en welke ik my vleide thans met het nieuwlings voorgefteld middel uit den Duivelsdrek en Osfegal te zullen kunnen geneezen.

De eerfte, wien ik het genoemde middel gaf, was een Geleerde, oud tusfchen de dertig en veertig jaaren, be hebd met alle die toevallen, welke door RICHTER in het vyftiende hoofddeel van het gemelde werk worden opgeteld; den Vitusdans uitgezonderd. Met het aankomen van zyn toeval wierd hy namelyk gewaar eene fterke angst voor het hart, gepaard met benaauwende naar bo ven werkende winden; brandend zuur, pyn in het voor hoofd, misfelykheid, en op het laatst met het uitbraaken van een vocht zo zuur, dat het hem de tanden stomp deed worden; waardoor ook alles, wat hy nuttigde, een zuuren fmaak fcheen te hebben. Zo ras hy de aannadering van het toeval befpeurde, durfde hy geen wyn, hoegenaamd, gebruiken, dewyl het kwaad dan zeer spoedig de overhand nam.

In den beginne liet ik hem het volgend middel, 't geen eenige verlichting bezorgde, gebruiken:

Extr. Abfynth. Pont.

Ol. Tartar. per Deliq. dd 3iij.

Aq. Menth. Piperit, ziv.
Spir. Nitr. Dulc. 3j.

M.

S. Driemaal 's daags een Eetlepel vol, en daarenbo.

:

[ocr errors]

1

58 HET NUTTIG GEBRUIK VAN DUIVELSDREK, ENZ. ven 's avonds een opgehoopten Theelepel vol Witte Magnefia.

Voorts ried ik den Lyder aan, het gebruik van vleesch. fpyzen, en verbood hem daarentegen de moeskruiden en vruchten.

Naauwlyks had ik intusfchen de voortreffelyke Ver handeling van den Heer RICHTER geleezen, of ik befloot het aangepreezen middel by myn Lyder te gebruiken. Dan daar dezelve fteeds hardlyvig was, oordeelde ik het best, by de overige middelen wat Rhabarber te voegen; te weeten het poeder van het echte Rheum Palmatum welke plant ik zelve in myn tuin bouwe, en waarvan ik de wortelen uit den grond neeme, na dat zy den ouderdom van vyf jaaren bereikt hebben. Hierom fchreef ik myn Lyder het volgende voor:

Afa Fat. Opt.

Fell. Taur. Infpisf.

Pulv. Rhei Palmat. ad 3.
M. F. Pil. gr. iij.

S. Om 's morgens vroeg, en 's avonds, tien Pillen van in te neemen.

Naauwlyks had de Lyder deeze Pillen een tydlang gebruikt, of hy vond zyn toeftand ongemeen veel verbe terd. De zuure fmaak verdween geheel en al; de drukking op het hartkolkje keerde niet weder, en de hardheid van den ftoelgang wierd aanmerkelyk veel minder. Eerlang kon hy wederom, zonder eenig ongemak, vruchten en moeskruiden, en ook een weinig wyn, gebruiken. Door aan te houden met het middel, verdweenen de aanvallen zyner kwaale, van welke maar alleenlyk dit overbleef, dat hy door maagzuur wierd gekweld, zo hy zich eens in het drinken van Rinfchen wyn te buiten ging. Edoch, wanneer hy in die omftandigheid maar weder zyn toevlucht tot de bewuste Pillen nam, verdween deeze onaangenaamheid zeer fpoedig. Allengskens bekwam de Lyder insgelyks een merkelyk opgeruimde geestgesteldheid, en een veel betere kleur van het aangezicht. Wanneer men nagaat alle de verfchynfelen van zuur en hardlywigheid, wordt het meer dan waarfchynelyk, dat eene gebrekkige Galaffcheiding de hoofdoorzaak der kwaale deezes Lyders is geweest.

Dat de genoemde Pillen, in verbinding met den Rha

bar

« EelmineJätka »