Page images
PDF
EPUB

verantwoordelyker maaken: by voorbeeld, de dronkenfchap is altyd eene onverschoonlyke misdaad: maar, wanneer men in cen post gesteld is, waar men vooral nugteren en welbedagt moet weezen, om dat 'er het algemeen, by zekere gevallen, onherstelbare schade by zou kunnen hebben, is het onvergeef lyk, onverantwoordelyk, ja ten uiterften godloos, zichzel. ven, door onmatig drinken, geheel buiten ftaat, en redenloozer te maken, dan het ftomme vee, dat niet meer zuipt, wan neer de natuur zegt: ik heb genoeg. Hoe godloos, hoe onverantwoordelyk is dan niet het gedrag eeniger menfchen, die den naam willen dragen van redelyke wezens, en zich nogthans gedragen als het redenlooze vee, met zich te beroe⚫ men op daden, waar over men zich behoorde te fchamen. Mensch, wie gy ook zyn moogt, wilt gy gezond leven op de waereld wilt gy veele gezonde dagen genieten haakt gy na lankheid van leven gy zult veele gezonde dagen hebben, en eenen hoogen ouderdom bereiken volg flegts de lesfen op, welke u door de dagelykfche bevin ding geleerd worden leef ingetoogen leef matig.

weest waren.

-

[ocr errors]

Indien gy beftendig deze lesfen opvolgt, en gy leeft waarlyk matig en ingetoogen, ik ben wel verzekerd, dat gy u lankheid van dagen kunt belooven, en gezondheid. Het is waar, 'er leeven menfchen, welke altyd met krankheden en ziekten te worstelen hebben, en die men zal zeggen dat gematigd en ingetoogen leeven. Het is waar, 'er fterven menfchen, vroeg en in de vaag van hun leven, die voor 't oog van al de waereld voorbeelden van ingetoogene matigheid geHet is zo dan, behalven dat elke regel zyn uitzondering heeft, kan het, behalven dat, nog wel ligt gebeuren dat zulke menfchen zich aan de eene of andere buitenspoorigheid overgaven, die voor 't oog der menschen altoos verborgen is gebleven: veele menfchen zyn doorgaans nergens zorgvuldiger in, dan gebreken voor het oog der waereld te verbergen. Dan het zy hier mede zo het wil; het is en blyft een onveranderlyke waarheid, dat de onmatigheid en losbandigheid de verdervers onzer gezondheid en van ons leven zyn. Veelen, aan losbandig. heden en onmatigheid overgegeven, brengen hunne dagen niet ter helfte; terwyl zy, geduurende hun kortstondig leven, aan allerley ziekten en ongemakken onderhevig waren en een leven hebben doorgebragt vol jammeren en ellenden.

Wil men derhalven hoope, gegronde hoope, hebben op een gezond en lang leven, wy moeten dan zelve daar toe medewerken, wy moeten ingetoogen en gematigd leven, onze driften bedwingen, en geene flaven worden van onmatigheid en losbandigheden.

De moeilykfte zaak voor den mensch, om ter uitvoer te brengen gelyk het waarlyk behoort, is zich zelven regt te

kene

kennen. De zelfkennis is eene zaak van het alleruiterst aan be. lang, fchoon men mogelyk onder het gemeen zou wanen, dat het maar eene ligte zaak zy. Ons zelven vleyen wy, onze ei. gene vermogens en daden zien wy met een gunftig oog aan, terwyl wy die van anderen ongunftig befchouwen. Van hier dat de mensch zyne eigene vermogens, zyne eigene bekwaamheden, met een woord, zyn eigen waarde; niet kent dit doet hem zo vaak onderneemen, waartoe hy niet berekend is; dit doet hem zo dikwils zyne natuurlyke zielsvermogens hooger fchatten, dan zy in der daad zyn; fchoon zulk een begane dwaasheid menigvuldige malen, door een verkeerde uitkomst, openlyk wordt geftraft: men ziet zelden, nogthans, dat het zyn gewenscht einde bereikt; de mensch wordt 'er niet beter, of niet wyzer, door.

Dingen te onderneemen, welke niet wel uitvoerlyk zyn, waren beter gelaten, dan ondernomen; het is ongelyk beter, iets, het moge zo schoon, zo voordeelig voor 't algemeen, en voor den onderneemer, zyn, als men met mogelykheid begrypen kan; beter is het, ongelyk beter, zo eene zaak niet te onderneemen, dan dezelve, ondernomen hebbende, te moeten laten fteeken. Wanneer men zo iets onderneemt, in vooruitzigt, dat het voor 't Gemeenebest allervoordeeligst moet weezen; maar men kan het niet ter uitvoer brengen, dan zal het ten merkely. ken nadeele ftrekken voor het Gemeenebest. Daarom moet men altoos de berekening eerst opmaken, of het geen men zal onderneemen ook uitvoerlyk zy; men moet zelfs dat geen agterwege laten en verwerpen, 't welk niet kan uitgevoerd worden, fchoon anders het beste, het nuttigfte en voordeeligste ook moet tyd en plaats wel in agt genomen worden. Hy, die weldaden ontvangt, kan noch mag dezelve vergeeten, zonder zich aan de fnoode misdaad van ondankbaarheid fchuldig te maken. Dan hy, die weldaden schenkt, komt in eene geheel andere betrekking voor. Hy behoort te vergeeten, dat hy anderen heeft wel gedaan ten minften verliezen zulke daden al hare fchoonheden en het blyven geene weldaden meer, wanneer men dezelve geduurig ophaalt, en hem onder het oog brengt, aan wien zy gefchonken zyn, en on ophoudelyk bewyzen van erkentenis daar voor vordert. Het is billyk, erkentenis voor gefchonken goed te verwagten: als dit met ondankbaarheid en veragting wordt beantwoord, dan is hy, welke men weldaden gefchonken heeft, veragting waardig, waardig dat men dezelve niet meer aan hem, maar aan dezulken schenkt, die zich door hun gedrag dezelve waardiger maken. Dan hy, die ze beweezen heeft, moet op zyne bewezen weldaden daarom niet pochen, of allerwege roem dragen; want in zulk een geval verliezen zy, even als in 't voorige, al haar schoon.

[ocr errors]

C. v. D. G.

HET

HET KNAAPJE EN DE MAAN.

Eene Vertelling.

eker Reiziger ging eens op den weg, met zyn Zoontje

Zeker aan zyne zyde. De Zon fcheen toen zeer helder, en gaf

[ocr errors]

--

[ocr errors]

veel warmte Bleek, als een wit wolkje, stond te gelyker tyd de Maan aan den hemel. Het knaapje dreef met hare bleekheid, met haar onbeduidend schynfel, den spot, en achtte haar geheel aanwezen overtollig. De Zon ging onder, en, eer zy nog ter beftem der plaatfe gekomen waren, was het gansch nacht geworden. Nu prykte de zilveren Maan in haren vol. len luister. Nu verlichtte zy de Reizigers op hun pad. Nu deed zy hun de voorwerpen in ene zachte, aangename, scheinering genoegzaam kennen. Nu verdreef zy voor hun henen de fchrikken der eenzaamheid, en het akelige van den nacht. -- Het knaapje bekende daarop zyn onrecht, en bad de glinsterende fchyf wel duizendmaal om vergeving. Uw bidden kan zy niet horen" - fprak hem toen zyn Va. der lagchend toe ,, maar, wilt gy wys zyn, trek dan liever uit de overweging van uwen beganen misflag dezen ,, gedragsregel, voor het vervolg : ,,,, nooit moet men te fchielyk den man verachten, die, door overmagt belet ,,,, zyn licht te doen fchynen, langen tyd in zyne wezenlyke waarde niet wordt gekend. Wanneer de nacht aanbreekt, treedt zulk een dikwyls zo veel te schitterender te voor fchyn, en wordt hy vaak het enig, koesterend, licht der » Zynen." Het knaapje beloofde aan deze les te denken, en zy gingen verder. Thans hield hy zyn oog steeds onbeweeglyk op de liefelyke Maan gevestigd. Hoe meer ik haar aanzie," riep hy eindelyk uit, hoe meer ik het onrecht, dat ik haar deed, gevoele. Zy is niet alleen zo goed als de Zon; maar veelligt overtreft zy dezelve. Als ik tegen de Zon opzie, maakt zy my de ogen blind; de Maan, daartegen, fchynt in myne befchouwing behagen te vinden, want zy boeit mynen aanblik. Het lich der Zonne gaat van drukkende warmte vergezeld; de Maan fchynt zacht en koel. Wanneer de Zon" Niet

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

99

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

99

[ocr errors]

alzo, myn Zoon,' viel hem zyn Vader in de reden: verval toch nooit in den mis flag zo veler menfchen, die ,, geloven nimmer iemand te kunnen pryzen, zonder dat ,,zy een ander' tegen hem in de laagte ftellen

,, verachten."

fmaden en

MENGELWERK,

TOT FRAAIJE LETTEREN, KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, BETREKKELYK,

UITBREIDING VAN, EN OPHELDERENDE AANMERKINGEN OVER, DE WOORDEN van apostel JACOBUS:

De zuivere en onbevlekte Godsdienst voor God en den Vader is deeze, Weezen en Weduwen te bezoeken in hunne verdrukkinge, en zichzelven onbefmet te bewaaren van de wereld, JACOBUS I. VS. 27.

postel JACOBUS, de bovenftaande woorden fchryvende aan de twaalf Stammen in de verfrooijinge mag men aanmerken, dat ten doele hadt, om te keer te gaan een valsch denkbeeld ten opzigte van den Godsdienst, 't welk ftand greep onder de Foodfche Leeraaren en hunne Leerlingen van dien tyd, en inzonderheid heerschte by de Schriftgeleerden en Pharifeen, de voornaamste Leidslieden des Volks, ten opzigte van Godsdienftige begrippen en daar uit voortvloeijende werkzaamheden. Dit ten grondflage gelegd en aangenomen zynde, zal men zeer gevoegelyk, by wyze van omfchryving, daar aan deezen zin mogen geeven; een zin, gefchikt om 's Apostels meening in het juiste licht te plaatzen, en misduidingen, waar voor deeze plaats anders bloot ligt, tegen te gaan.

[ocr errors]

De Pharifeen en Schriftgeleerden beyveren zich groot,, lyks om wettifche zuiverheid aan te pryzen, deeze als ,, het voornaamfte gedeelte van den Godsdienst te doen ,, voorkomen. Hier door hebben zy zich een grooten ,, roem van Heiligheid verworven (*) fchoon zy, ten zelfden tyde, als zy daar op aandringen, liefdeloos, ,, geldgierig en aardschgezind zyn, ja de huizen der WEDUWEN, onder den fchyn van lang te bidden, of het

[ocr errors]

", ver

(*) MARK. VII: 3, 4. LUK. XVI: 15. HAND. XXVI: 5.
MENG. 1798. NO. 14.
Rr

"

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

,, vertoon van Godsdienstigheid, opeeten (*). Maar indien zulk een bedryf voor zuiveren en onbevlekten Godsdienst ,, doorgaat by de Menschen, is deeze het niet in 't oog „, Van GOD en den Vader, van wien, en niet van feilbaare Menfchen, gy de zuivere begrippen van den Godsdienst moet leeren (†). Integendeel, de zuivere en onbevlekte Godsdienst voor GOD en den Vader bestaat veel ,, eigenaartiger in het betragten der Pligten van Menschlievenheid en Regtvaardigheid; Pligten, van welke de " gezegde Leeraars weinig werks maaken, als, by voorbeeld, het bezoeken van Weezen en Weduwen; en dat ,, een Mensch zich onbefmet van de wereld bewaare; door ,, zyne handen niet te bezoedelen met fchatgefchraap; ,, de groote pligten van Regtvaardigheid en Liefde, die de banden der Maatschappye zyn, verwaarloozende." Ten rechten verftande van deeze dus by uitbreiding toegelichte plaats, dienen de volgende Aanmerkingen.

[ocr errors]

1. De Zedelyke Pligten, hier met naame, en zo onderfcheiden, aangepreezen, bevatten den geheelen Godsdienst niet; maar duiden alleen die byzondere Deugden aan, door de Schriftgeleerden en Pharifeen, tegen welken JACOBUS hier zyn fchryven inrigt, zo deerlyk verwaarloosd: waarom de groote Leeraar, te hunner beftraffinge, hun, onder anderen, te gemoete voert: Wee u gy Schriftgeleerden en Pharifeen, gy geveinsden: want gy vertient de munte, de dille en het komyn, en gy laat naa het zwaarste der Wet, naamlyk het oordeel, de barmhartigheid en het geloove (+).

2. Men merke hier by op, dat deeze Zedelyke Pligten niet overgefteld worden tegen de weezenlyke Pligten van Godsdienfligheid, begreepen in de Liefde tot GOD, een der grootfte Geboden van de Wet (§); maar alleen tegen de byplegtige gedeelten van den Godsdienst, waar in de Pharifeen steeds het grootste belang ftelden, en met onaflaatenden yver op aandrongen. Eene tegenstelling van gelyken aart doet zich op in de woorden van CHRISTUS, waar op JACOBUS misfchien, in de plaats, welke wy thans overweegen, het oog hadt: Nu gy Pharifeen, gy reinigt het buitenfte des drinkbekers en des fchotels; maar het bin. nenfte van u is vol van roof en boosheid. Gy onverstan

di

(*) MATTH. XXIII: 14. LUK. XVI:14. (†) MATTH. XXIII: 19. (MATTH. XXIII: 23. (§) LUKAS XI: 42.

« EelmineJätka »