Page images
PDF
EPUB

de oorzaak deezer Vlekken te zoeken, of in de diepte en uitgestrektheid der holten, welke de ftraalen der Zonne verzwelgen, of in de wyduitgestrekte Zeeën, welke geen zo helder licht kunnen terugkaatzen als de andere deelen van die donkere Planeet, nogthans ontdekte hy het daarzyn van Bergen in de Maan (*), en verklaarde desgelyks, dat de Via Lactea (de Melkweg) een oneindig aan. tal Vaste Starren begreep; welker vermengelde verzame ling van licht de Witheid veroorzaakte, die 'er den naam aan gaf: met een woord, dat het de vereenigde straaling was eener groote menigte van Starren (†). Vóór dat ik, by oude Schryvers, de plaatzen aangetroffen had, welke my reden gaven, om my te verbeelden, dat zy den bystand van eenig Gezigtkundig Werktuig genooten, fchreef ik alles toe aan de gelukkige gisfingen van DEMOCRITUS; maar, zints my gebleeken is, uit het geen ik nu zal aanvoeren, dat, ten zynen tyde, de Telescoopen, of Verrekykers, in gebruik waren, is het veel natuurlyker te veronderftellen, dat hy zich van die Uitvinding bediende, dan die ontdekkingen toe te kennen aan zyn diep doordrin genden geest.

,, ARISTOTELES is de eerfte Schryver, by wien ik eenige voetstappen heb aangetroffen, dat de Ouden eenig middel bezaten om het Gezigt te onderfchraagen. Hy geeft zelfs de beginzels op van die kundigheid, ontleend uit de onderfcheide vormingen van het oog. Hy had opgemerkt, dat de zodanigen, die uitpuilende oogen hadden, kort- of byziende waren; terwyl zy integendeel, die de oogen diep in 't hoofd gezonken hadden, de voorwerpen op een veel grooter afftand zagen; dewyl, gelyk hy zich uitdrukt, de gezigtsftraalen by deezen min verfpreid zyn, en in een rechte lyn na het voorwerp zelve gaan. Ik vertaal hier het woord en door Gezigtsftraal, fchoon het eigenlyk beweeging (dat is van den Lichtstraal) betekent. In de daad, wy vinden dat ARISTOTELES het zelfde woord, een weinig verder, bezigt, in den zin, welken ik daar aan gegeeven heb, wanneer hy zegt, dat, by het gebruik van een Buis, 'er eene mindere verfpreiding plaats hebbe van σ (dat is van de Gezigtsstraalen) welke van het voorwerp tot het oog komen.

(*) STOBAUS Eclog. Phyf. Lib. I. p. 6. lin. 46.
(†) PLUTARCH. de Placitis Philofoph. Lib. III. c. I.

[ocr errors]

ARI

ARISTOTELES oordeelde, dat, door het op zichzelven ftellen van een voorwerp, 't welk men waarnam, en het weeren van het al te groote licht, 't welk het gezigt verbystert, de voorwerpen, op een grooter afftand, kunnen outdekt worden. Hy brengt, ten voorbeelde, by, de waarneeming, reeds ten zynen tyde bekend, dat uit het diepe van een put, ('t geen wy ons mogen voorftellen, dat de eerfte Telescoop, of Verrekyker, geweest hebbe) de Starren by helderen dage kunnen gezien worden; en 't geen wy weeten dat alleen gefchieden kan door dit middel, of met den bystand van een Telescoop, gelyk hy zelve aanmerkt; of anders door het kyken door een Buis. Hy merkt desgelyks op, dat, hoe langer de Buis is, dezelve het voorwerp nader by zal brengen; en hy herhaalt de reden van deeze uitwerking, door dezelve toe te fchryven aan de wyze, op welke zulks de verfpreiding der Gezigtsstraalen, van het Voorwerp afkomftig, voorkomt (*).

Ik zal my begeeven in het onderzoek, of deeze Buizen glazen hadden, 't welk, nogthans, moet toegestaan worden, indien wy gelooven, 't geen ARISTOTELES duide lyk zegt, dat zy de voorwerpen nader by bragten. Ik zal desgelyks gereedlyk opgeeven, twee plaatzen uit PLUTARCHUS en JAMBLICHUS, die, in de daad, een bystand, aan het Gezigt verleend, aanduiden; maar met geene genoegzaame naauwkeurigheid, om ten aanziene van het ftuk in gefchil iets te bepaalen. De eerfte zegt, dat men ARCHIMEDES Ontmoette, draagende tot MARCELLUS de Wis kundige Werktuigen, welke hy gebruikte om het gezigt naar de grootte van de Zon te fchikken. JAMBLICHUS tekent op, dat PYTHAGORAS het beproefde, om eene wyze uit te vinden om de kragt van het Oor te vermeerderen, even als men voor het Oog gedaan hadt, door de dogs. De Overzetters hebben dit woord vertaald door Vierkant of Quadraat; maar het fchynt my toe niets meer te be tekenen dan een Buis om door te kyken, welke betekenis best voegt aan den zin der fpreekwyze en de aflei ding van het woord; fchoon 'er niets klaars of beflisfends uit kan afgeleid worden, ter ondersteuning van het denk beeld, als of 'er zulk een Verrekyker mede zou gemeend zyn als men tegenwoordig gebruikt.

[ocr errors]

Ik kan niet nalaaten ftaan te blyven by eene uitdruk. king

(*) ARISTOTELES de Generatione Animalium, Lib. V. c. I.

king in STRABO, die zo klaar de oorzaak aanwyst van de uitwerking eens Verrekykers, dat ik niet begryp hoe ze anders kan verstaan worden by eenen Schryver, die doorgaande zo naauwkeurig is. Spreekende van de waarneeming, welke hy zegt, dat op Zee gedaan was, wegens de fchynbaare Diameter der Zonne aan de Horizon, welke de vertooning daar van, op grooter hoogte, te boven gaat, geeft hy 'er als eene reden van aan de hand, dat dezelve gezien wordt door de dikke dampen, welke uit zee opklimmen, dat men ze als door wolken befchouwt, of, voegt hy 'er nevens, wanneer wy kyken door een Buis, de ftraalen gebrooken zynde, zien wy de voorwerpen vergroot. Nu gaat het vast, dat de gebrooken fraalen een breeking van dezelve door middel van een glas betekent; want, door een Buis zonder een glas ziende, kan 'er geen bree king dier Lichtftraalen plaats hebben, en zal gevolglyk het voorwerp, fchoon onderfcheidener gezien, zich niet vergroot vertoonen maar dit is, juist 't geen STRABO op 't oog heeft, als het verfchynzel, 't geen hy zoekt op te helderen, met te zeggen, dat de uitwerking dezelfde is, als wy ontwaaren, wanneer wy door Buizen zien, die, door middel van gebrooken ftraalen, te wege brengen, dat het oog de beelden der voorwerpen vergroot ontvangt.

,, Deeze plaats by STRABO vergelykende by de Starrekundige kennis, welke DEMOCRITUS fchynt bezeten te hebben, en welke blykt zo veel van den Verrekyker af te hangen, valt het bezwaarlyk, niet te gelooven, dat de Ouden eenig denkbeeld van het gebruik des Telescoops bezaten, fchoon het zo algemeen niet bekend ware; waarom, met zo veele andere Weetenfchappen als de Ouden bezaten, als de Brandfpiegels van ARCHIMEDES en andere, deeze uitvinding, door verloop van tyd, verwaarloosd, verlooren, en in vergetelnisfe begraaven geraakt is.

[ocr errors]

Ik kan niet nalaaten hier by te voegen, dat MABIL LON, op zyne Reis door Italie, vermeldt, dat hy, in een Handfchrift van de XIIIde Eeuw, eene afbeelding zag, welke PTOLEMEUS vertoonde, na de ftarren kykende door een Buis uit verfcheide geledingen of ftukken beftaande: dan het is niet mogelyk, te ontdekken, of deeze Buis glazen hadt. Wy zien egter, dat dezelve uit verscheide ftukken was zamengefteld. Die, van welke STRABO spreekt in het meervoudige, moge van dezelfde foort geweest zyn."

Op het leezen van deeze Aanmerkingen, ziet elk, dat de

mees

meeste kragt voor de Oudheid der Verrekykeren in de bygebragte plaats uit STRABO zou steeken, en zeker is dezelve van veel meer beduidenis, dan eene Bedenking over de waarfchynlykheid, dat de Verrekyker bekend is geweest in den Leeftyd van Keizer AUGUSTUS, door ADRIANUS WOLFF, Predikant in de Becmfter (*). Men zou 'er op mogen aanmerken, dat wy, by oude Schryvers uitdruk. kingen aantreffende, die overeenkomst en gemeenschap hebben met onze begrippen, gereed overhellen om ze geheel en al naar onze denkwyze te verstaan, schoon de oorfpronglyke zich by lange naa niet tot die verte uitftrekken.

Ter ftaavinge van deeze gedagte dient, dat geen der poogingen van de Ouden, om een zogenaamden Telescoop te vervaardigen, hun in staat ftelde, om de Satelliten van JUPITER en SATURNUS, of de Banden van de eerste, en den Ring van de laatstgemelde, Planeet, te ontdekken. De grootíte nadering tot den Telescoop, waar toe zy het bragten, was, dat zy de Hemellichten door een lange Buis, zonder glas of spiegel, befchouwden; dit voorkwam de verfpreiding der lichtttraalen, dit bepaalde het oog recht1treeks op het voorwerp; alles wat tot verwydering kon ftrekken afweerende.

Eenstemmig met dit denkbeeld, luidt de verklaaring van de Heeren MICHAËLIS en HAMBERGER, in de Historie yan het Glas, uit de Oudheid opgemaakt.,, De Verreky ,,kers zyn eene uitvinding van de XVII Eeuwe; want, fchoon men wel gewaar wordt, dat de Starrekundigen ,, fomtyds Buizen fchynen gebruikt te hebben om na de Starren te zien, nergens egter blykt, dat die Buizen ,, van Glazen voorzien waren, ja veeleer het tegendeel,

99

[ocr errors]

gelyk de geleerde Heer WESSELING (†) getoond heeft; ,, ook zou het wonder zyn, dat de Verrekykers in ver ,,geetenheid waren geraakt, en weder op nieuw zouden ,, hebben moeten uitgevonden worden, daar men in alle Eeuwen luiden gehad heeft, die hun werk van de Starrekunde maakten ()."

[ocr errors]
[ocr errors]

By het reeds in den aanvange gemelde, wegens de laa

(*) Zie Vaderl. Letteroef. V D. 2de St. bl. 74, enz. (t) WESSELING de Probabil. Cap. XI.

te

Comment. Soc. Reg. Scient. Gotting. Ann. 1754. p. 301 & 1184. Vertaald te vinden in de Uitgezogte Verhandelingen by HOUTTUYN, I D. bl. 204.

[ocr errors]

tere Uitvinders en Volmaakers deezes Gezigt-uitbreidenden Werktuigs, willen wy nog dit, tot nader opheldering, voegen. De beroemde ROGER BACON, van wien wy met een enkel woord gewaagden, was de eerfte, zo veel wy hebben kunnen opfpeuren, die eenig byzonder en bepaald gewag gemaakt heeft van Werktuigen, dienende om kleine Voorwerpen te vergrooten, of zeer verafzynde dingen duidelyk onder 't oog te brengen. Hy spreekt van die Werktuigen, met deeze bewoordingen: Men kan ,, aan Lensfen zodanig eene Figuur geeven, dat één Voor,,werp tot veele kan vermenigvuldigd worden; dat Voor- . ,, werpen, die op een grooten afftand gefteld zyn, zeer ,, naby voorkomen; dat kleine dingen zeer groot fchy,,nen, en dat alles, wat duister is, eene zeer duidelyke vertooning maakt. Wy kunnen ook de Starren doen ,, verfchynen, waar wy willen." Men zou, en dit dient tot ftaavinge van onze hier boven bygebragte aanmerking, de plaats uit STRABO betreffende, uit deeze bewoordingen diens kundigen Wysgeers, als mede uit eenige Verhandelingen, over Gezigtkundige Onderwerpen, uit zyne penne gevloeid, veelligt befluiten, dat die Schryver eene grondige kennis moet gehad hebben van de natuur, het maakzel en het gebruik, der Telescoopen, en van alle de Glazen, waar uit ze bestaan. Dan deeze kennis wordt hem, zo als wy reeds hebben aangeduid, betwist, en, zo wy mee. nen, met grond betwist.

[ocr errors]

van,

[ocr errors]
[ocr errors]

Onze Landgenoot HUIGENS, in dit vak zo beroemd van de Vinding deezes Werktuigs fpreekende, zegt 'er dat het menschlyk Vernuft, zyns oordeels, niets ,, zo voortreffelyks als het Telescoop hadt uitgevonden; zo dat, indien eenig Perfoon zo naarftig en fchrander ,, geweest is, van dit Werktuig uit de beginzelen der Natuur- en Meetkunde uit te vinden, zou ik, wat my betreft, geoordeeld hebben, dat zyne bekwaamheden ,, meer dan menschlyk waren; dan het is hier zo verre af, dat de geleerdfte Mannen tot nog niet bekwaam genoeg "geweest zyn, om de reden der uitwerkzelen van deeze "toevallige ontdekking te verklaaren "

[ocr errors]

Welke vorderingen de Napolitaan BAPTISTA DEL PORTA daar in ook moge gemaakt hebben, opgegeeven in zyn Boek over de Natuurlyke Toverkunde, was het geen hy des deedt louter toevallig, en geene uitwerking van de. kennis der Doorzigtkunde. GALILEUS zelve fpreekt hier MENG. 1798. NO. 14.

$ $

van

« EelmineJätka »