Page images
PDF
EPUB

barber, gelyk RICHTER zegt, in veele gevallen als een Specificum werken, zulks is my by herhaaling gebleeken, gelyk onder anderen door de volgende waarnee. mingen.

Een Vrouwsperfoon, ruim dertig jaaren oud, was, al zederd een verloop van drie jaaren tyd, gekweld geweest met Maagpyn, benevens eene langzaame zeer gebrekkige Spysverteering en Maagzwakte, dikwyls verzeld met eene opitopping van afgang, geduurende drie of vier dagen. De gewoone krampftillende middelen, als Costus, Esfentia Galbani, Tinctura Thebaica, en diergelyke, verminderden wel de hevigheid der kwaale, doch maar voor een korten tyd. Nadat de Lyderesfe nu veelerhande middejen, zonder merkelyk gevolg, gebruikt had, zo liet ik haar 's morgens en 's avonds tien van de meergemelde Pillen gebruiken. Toen zy daar mede maar veertien dagen lang had aangehouden, verdween haare Maagpyn: terwyl ook de ftoelgang allengskens weeker wierd. 'Er zyn thans al zes maanden verloopen, dat deeze Vrouw geene nieuwe aanvallen haarer kwaale gehad heeft. Ook verdwynt haare geheele Cachectische gefteldheid: terwyl de doodelyke bleekgeele kleur van het aangezicht met roodvalligheid wordt verwisfeld.

Een vyftigjaarig Mansperfoon wierd aangetast door hardlyvigheid; zo dat zyn afgang eindelyk eene aschgraauwe kleur bekwam. Natuurlyk deeden my deeze toevallen eene gebrekkige affcheiding der Galle vermoeden, welke door eene krampachtige zamentrekking der va ten fcheen verhinderd te worden. Hierom liet ik hem, geduurende den tyd van drie weeken, de aangepreezene Pillen gebruiken, 's morgens en 's avonds tien, volgens gewoonte, met dit gevolg, dat de Lyder ras wederom herfteld wierd.

[ocr errors]

WYSGEERIGE AANMERKINGEN OVER DE KOUDE,. GEVOELD OP HOOGE BERGEN EN IN GROOTE DIEP

TEN. DOOR LEONARD Euler. MET EENIGE

OPHELDERINGEN.

Prinfesfe van ANHALT DESSAU, Nigt van De FREDERIK DEN II, Koning van Pruisfen, be"geerde van den Wysgeer L. EULER eenige Les

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

fen in de Natuurlyke Wysgeerte. Deeze begeerte gaf aanleiding tot de Brieven aan eene Duitfche Prin fes, over de voornaamfte onderwerpen daar toe betrek"kelyk. Brieven, die in 't Fransch overgezet werden door

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

de Heeren CONDORCET en DE LA CROIX, en naar die ,, Overzetting eene Engelfche Vertaaling kreegen, van HENRY HUNTER, D. D. onlangs in Twee Deelen uitge,, geeven; verrykt met eenige Aantekeningen, zo die in de Parysfche Uitgave voorkwamen, als die hy zelve vervaardigde, en hem door twee Vrienden werden ter hand gefteld. Aantekeningen, die niet voor overbodig mogen gehouden worden, aangemerkt een verloop van ,, vier en dertig jaaren, die zints de oorfpronglyke uit ,, gave verftreeken zyn, niet kon misfen een overvloed van nieuwe Waarneemingen en Proeven, ftrekkende ,, om die zelfs van eenen EULER op te helderen en te ,, verbeteren, op te leveren. Wy plaatzen uit dit Werk 's Wysgeers Aanmerkingen over de Koude, gevoeld op hooge Bergen en in groute Diepten, gepaard met de daar ,, op gemaakte Aantekeningen."

[ocr errors]

*

Het is zeer verbaazend, dat wy denzelfden Graad van Koude voelen in alle Gewesten, naa dat wy tot zekere hoogte zyn opgeklommen, naamlyk die van 24,000 Voeten; daar de veranderingen ten opzigte van de Hette op Aarde, niet alleen in onderfche dene Lugtftreeken, maar in hetzelfde Jaar, in de verfchillende Jaarfaisoenen, zo zeer merkbaar zyn.

Deeze verfcheidenheid, welke plaats grypt by 's Aardryks oppervlakte, wordt ongetwyfeld door de Zon ver. oorzaakt. Het blykt, by den eerften opflage, dat de in vloed der Zonne dezelfde moet weezen boven en bene. den, inzonderheid wanneer wy in aanmerking neemen, dat eene hoogte van 24,000 Voeten, of eene Myl, fchoon vry groot ten onzen opzigte, en zelfs ver boven de hoogte der hoogfte bergtoppen, als een enkel niet is aan te merken, vergeleeken by den afitand der Zonne, op omtrent dertig millioenen mylen berekend (*).·

Dit baart, derhalven, eene zwaarigheid van aanbelang, welke wy moeten tragten uit den weg te ruimen. Ten dien

(*) EULER fpreekt altoos van Duitsche Mylen.

ein

einde maak ik een aanvang met op te merken, dat de ftraalen der Zonne geene hette aan eenige Lichaamen mededeelen, dan aan de zodanige, die 'er geen vryen doorgang aan verleenen. Gy weet, dat de Lichaamen, doorheen welke wy voorwerpen kunnen befchouwen, den naam draagen van doorfchynbaar en doorzigtbaar. Deeze Lichaamen zyn Glas, Crystal, Diamant, Water, en verfcheide andere vloeibaare ftoffen, fchoon eenige doorzigtbaarder zyn dan andere. Een van deeze doorzigtbaare Lichaamen, aan de Zon blootgefteld, wordt niet in dezelf de maate verwarmd als een niet doorfchynend Lichaam, Hout, Yzer, en dergelyke. De niet doorzigtbaare Lichaamen hebben den naam van donkere. Een Brandglas, by voorbeeld, de Zonneftraalen doorlaatende, fteekt donkere Lichaamen in brand, terwyl het Glas zelve niet merkbaar verwarmd wordt. Water, aan de Zon blootgesteld, wordt eenigermaate warm, enkel omdat het niet volkomen doorfchynend is: wanneer wy waarneemen, dat het, in eene groote maate, verwarmd wordt door de Zon op de oevers der rivieren, ontstaat zulks daar uit, dat de bodem, een duister lichaam zynde, verwarmd wordt, door de ftraalen, welke het water doorlaat. Elk verwarmd Lichaam nu deelt die Hette aan alle lichaamen, daar omheenen, mede; het Water krygt dus Hette van den bodem. Indien het Water vry diep is, zo dat de Zonnestraalen niet tot den bodem kunnen doordringen, heeft het geene merkbaare hette, fchoon de Zon daar op beftendig fchyne.

Naardemaal de Lugt een zeer doorfchynend lichaam is, veel doorfchynender dan Glas of Water, zo volgt, dat dezelve door de Zon niet kan verhit worden; de Lugt laat de Zonneftraalen onbelemmerd door. De Hette, welke wy in de lugt dikwyls gevoelen, wordt aan dezelve medegedeeld door de donkere Lichaamen, welke de Zonneftraalen verhit hebben; en ware het mogelyk alle deeze Lichaamen uit den weg te ruimen, de Lugt zou naauwlyks eenige verandering in hette of koude ondergaan door de Zonneftraalen; daar aan blootgesteld of niet blootgefteld, zy zou even koud blyven. Maar de Dampkring is niet geheel doorzigtig; dezelve is zomtyds dermaate met dampen belaaden, dat de doorfchynenheid te eenemaale verdwynt, en zich alleen een dikke nevel voordoet. Wanneer de Lugt in dien staat is, hebben de MENG. 1798. NO. 2.

E

Zon.

Zonneftraalen daar op een kragtiger werkenden invloed, en Hette is 'er het onmiddelyk gevolg van.

Maar de dampen ryzen tot geene groote hoogte op; op de hoogte van 24,000 Voeten, en hooger, is de Lugt zo fyn en zo zuiver, dat ze geheel doorfchynend mag heeten; en te deezer oorzaake kan de Zon 'er geen onmiddelyke uitwerking op baaren. Deeze Lugt is desgelyks al te verre verwyderd van aardfche Lichaamen, om van dezelve eenige mededeeling van Hette te ontvangen; zy werkt alleen op de digt by liggende.

Hier uit zult gy gereedlyk begrypen, dat de Straalen der Zonne geene uitwerking kunnen baaren in Lugtgewesten verre boven 's Aardryks Oppervlakte verheven; als mede dat dezelfde Graad van Koude altoos en algemeen moet heerfchen in zulke ftreeken; naardemaal de Zon 'er geen invloed heeft, en de Hette der aardfche lichaamen zo verre niet kan medegedeeld worden. Dit is bykans het geval op de toppen van zeer hooge Bergen, waar het altoos veel kouder is dan op vlakten en in valeien (*).

De Stad Quito, in Peru, ligt bykans onder de Evennagtslyn; en vormden wy ons oordeel uit de ligging dier Stad op de Globe, wy zouden daar uit opmaaken, dat dezelve geplaagd werd met eene ondraaglyke Hette; de Lugtsgefteltenisfe is 'er nogthans zeer gemaatigd, en verfchilt weinig van die te Parys. Quito ligt op eene groote hoogte boven de weezenlyke Oppervlakte der Aarde. Van den Zeeoever na die Stad gaande, klimt men verfcheide dagen agter den anderen opwaards. Die Stad is, derhalven, gebouwd op eene hoogte gelyk aan die onzer hoogste

Ber

*) 'Er zyn, nogthans, Wolken boven deeze Bergen, en bykans in eene zo groote hoeveelheid als boven de vlakten; dit blykt onbetwistbaar uit de Sneeuw, die de hoogstverhevene Bergtoppen bedekt. Weinige Natuuronderzoekers, of zy vonden zich, by hunne nafpeuringen op hooge Bergen, door Wolken verrast. De Hette, welke gevoeld wordt, wanneer zich zulke Wolken vormen, moet bykans geheel en al toegefchreeven worden aan de doorlaating des Waters, 't welk in de lugt ontbonden was, onder de gedaante van eene elastieke Vloei. ftoffe, tot een vloeibaaren staat. De Hette der Zonneftraalen, door de Wolk onderfchept, kan geene verandering te wege brengen in de lugtsgefteltenisfe beneden; als ware dezelve van den grond te rug gekaatst.

[ocr errors]

Bergen, fchoon omringd door andere nog veel hooger, onder den naam van de Cordeliers bekend. Deeze laatstgemelde omftandigheid zou eene reden opgeeven, om te denken, dat de Lugt aldaar zo heet moest weezen als aan de Oppervlakte der Aarde, dewyl dezelve zich aan alle kanten met donkere lichaamen omzet vindt, op welke Lichaamen de Zonnestraalen vallen. De tegenwerping is gegrond; en 'er kan geene oplosfing van gegeeven worden dan deeze dat de Lugt te Quito, zeer hoog zynde, ook veel fynder moet weezen, en min zwaarte hebben dan by ons; en de Barometer, die altoos veel laager ftaat, bewyst zulks onbetwistbaar.

[ocr errors]

Lugt van zodanig eene hoedanigheid is niet zo vatbaar voor Hette als gewoone Lugt; dewyl dezelve minder Dampen en andere deelen, die doorgaans in den Dampkring zich onthouden, in zich bevat; en wy weeten, by ondervinding, dat de lugt, daar mede belaaden, in evenredigheid vatbaar is voor Hette.

Kortlyk moet ik hier nog byvoegen een ander Verfchynzel, niet min verbaazend. In zeer diepe Putten, en nog laager, indien het mogelyk was nog dieper te daalen, heeft dezelfde maate van Hette altoos en algemeen plaats, en bykans om dezelfde reden. Naardemaal de Zonnestraalen alleen haare kragt oefenen op de Oppervlakte der Aarde, en de Hette, welke zy aldaar verwekken, op- en nederwaards mededeelen, is de uitwerking, op groote diepten, bykans onmerkbaar.

Op deeze Stellingen des Heeren EULER vinden wy aangemerkt, dat de reden, door hem aangevoerd voor de Koude in de hoogere Gewesten des Dampkrings, zeer aanneemlyk fchynt; doch geene ftrikte proeve kan doorftaan. Het Licht wordt zeer verzwakt in den doorgang door den Dampkring, en de medegedeelde Hette is, in elk geval, geëvenredigd aan de hoeveelheid van het ingedron kene. Het blykt uit eenige vernuftige Proeven, door den Heere BOUGER genomen, dat wy alleen vier vyfde van de ftraalen eener rechtstandig fchynende Zonne ontvangen; en wanneer dat Hemellicht den gezigteinder nadert, is de hoeveelheid des lichts, 't welk de Oppervlakte der Aarde raakt, veel kleinder. Dus is dezelve op de hoogte van 20 Gr. een half; op die van 10 Gr. een derde; op die van 5 Gr. een achtfte. Te deezer oorzaake zyn de Zonneftraalen allerfterkst op de toppen van hooge Bergen; want zy ondergaan de grootste vermindering als zy door de

E 2

dik

« EelmineJätka »