Page images
PDF
EPUB

dom, dat zy van elk voordeel, 't welk lichaamsfterkte hun verschaft, zich bedienen, om hunnen Naasten te berooven, niet alleen van hunne Goederen, maar ook van hunne Vrouwen, maaken zy egter, in andere opzigten het zagtaartigste Volk uit, 't welk aan de oevers van Hudfon's Baay gevonden wordt; want, hoe groot de beledigingen of verliezen, hun aangedaan, ook weezen mogen, zy zullen nooit eenige andere wraakneeming, dan het worfte. len, zoeken. Wat Moord betreft, welke zo gemeen is by alle Stammen der Zuider Indiaanen, van deezen hoort men onder hun zeldzaam. Een Moordenaar wordt gefchuwd, en gevloekt. by heel den Stam, en is genoodzaakt herom te zwerven, verzaakt door zyne voorige Vrienden en Bloedverwanten. Ten deezen opzigte mag een Moor. denaar vergeleeken worden by CAIN, naa dat hy zyn Broe. der ABEL hadt doodgeflaagen. De koele en verfmaadende bejegening, welke hy ontmoet van allen die hem kennen, doet hem droefgeestig worden; en hy verlaat nimmer eene plaats, of allen zeggen: ", Daar gaat de Moordenaar!" De Vrouwen, 't is waar, ontvangen zomtyds eenen ongelukkigen flag van haare Egtgenooten, wegens wangedrag, 't welk den dood ten gevolge heeft; maar dit wordt niet gerekend. Dat een Man of Vrouw elkander doodt uit wraak of jaloufy, of om eenige andere reden, is zo zeldzaam, dat 'er weinigen leeven, hier aan fchuldig. Tegenwoordig ken ik er geen één, uitgenomen MATONABBEE, die ooit zich iets dergelyks onder. wondt.

[ocr errors]

Deeze MATONABBEE was een berugt Volksgeleider onder de Noorder Indiaanen, dien Mr. HEARNE ontmoette by zyne wederkomst aan Prince of Wales' Fort, en dien. hy naderhand aannam als zyn Gids, op zyne derde Reize na de Copper- Mine Rivier. Deeze Man hadt gewelddaa-. dig eenen anderen Indiaan van zyne Vrouwe beroofd, die, eenigen tyd daar naa, haaren Schaaker ontvlood, en zich weder by haaren Man vervoegde. Die ongelukkige Man vervoegde zich naderhand by Mr. HEARNE's gezelfchap, op eene plaats, Clowey geheeten. MATONABBEE, gehoord hebbende, dat hy fmaadlyk van hem gefprooken hadt, wegens het gewelddaadig wegvoeren zyner Vrouwe, be. floot hem te vermoorden. Daadlyk gaf hy hem drie steeken in den rug, en zou hem afgemaakt hebben; doch werd hierin verhinderd door eene tydige tusfchenkomst. De drie op het schouderblad toegebragte wonden waren niet dood

E 5

doodlyk. Wanneer MATON ABBEE, fchryft Mr. HEARNE, naa het pleegen van dit fchriklyk misdryf, naar zyne tent wederkeerde, ging hy zo bedaard nederzitten als of 'er niets gebeurd ware; hy vroeg om water tot het afwasschen van zyne bloedige handen en mes, rookte zyn pyp naar gewoonte, en fcheen geheel te vrede; hy vroeg my zelfs ,, of hy niet wel gedaan hadt?" Nogthans was die Man, naar HEARNE's getuigenis, in alle andere opzigten, van zulk een gezond verftand, en zo menschlyk, dat ik geen reden weet te geeven van zyn bedryf eener zo fchriklyke gruweldaad, dan dat hy zo langen tyd geleefd hadt on. der de Zuider Indiaanen, en daar door hunne bloeddorftige en wraakgierige geaartheid overgenomen.

Deeze laatstgemelde omftandigheid wordt niet aange voerd om het misdryf van MATONABBEE te verfchoonen; maar om reden te geeven van deeze bykans éénige uitzondering in het character van Menschlievenheid, door Mr. HEARNE aan de Noorder Indiaanen toegekend. 'Er is nogthans eene andere Charactertrek in dat van MATONABL BEE, welke de goedkeurende bewondering der Europische Schoonen zeker niet zal wegdraagen. Hy fchreef, naar het getuigenis van Mr. HEARNE, alle onze ongelukken, op onze voorige Tochten, toe aan het verkeerde beleid myner Gidfen; en het plan 't geen wy volgden, op begeerte van den Gouverneur, om geene Vrouwen met ons te nee men was, zyns oordeels, de voornaame oorzaak van alle onze behoeften, die zo veel leeds berokkenden;,, want,' zeide hy, wanneer alle de Mannen zwaar belaaden , zyn, kunnen zy niet jaagen, of reizen van eenige uitge

[ocr errors]

ftrektheid afleggen; en als zy op de jagt wel flaagen, "wie zal de vrugt huns arbeids medeneemen?" Hy voegde 'er by:,, Vrouwen zyn voor den arbeid geschikt; ,, één haarer kan meer draagen of trekken, dan twee ,, Mannen. Zy zetten onze tenten op, zy maaken of ,, vertellen onze kleederen, zy verwarmen ons 's nagts; in de daad, het reizen op eenigen aanmerkelyken af stand, of voor een geruimen tyd, is, in dit land, buiten de hulp der Vrouwen, onmogelyk." Hy liet 'er op volgen: De Vrouwen, fchoon zy alle dingen ,, doen, worden voor eene kleinigheid onderhouden: want, ,, daar zy altoos het eeten gereed maaken, is het aflikken haarer vingeren, in fchraale tyden, genoeg tot haar lee"vensonderhoud." Dit, hoe vreemd het klinke, is, naar Mr. HEARNE's aanmerking, eene maar al te waare

[ocr errors]

ور

be

1

beschryving van den ftaat der Vrouwen in deezen oord; althans zo als die zich uiterlyk vertoont; want de Vrouwen draagen altoos den voorraad, en het is meer dan waarfchynlyk dat zy zichzelve helpen, als de Mannen zich niet tegenwoordig bevinden.

Mr. HEARNE ontmoette, in zyn derde Tocht na de Copper Mine Rivier, eene Tent van Noorder Indiaanen, aan de Noordzyde van de Thelewey-aza Rivier; van deeze Indiaanen kogt MATONABBEE eene Vrouw, zo dat hy 'er nu niet minder dan zeven hadt; de meeste deezer zouden van wegen derzelver grootte wel Grenadiers heb. ben kunnen weezen. Hy beroemde zich op de grootte en fterkte zyner Wyven, en betuigde meermaalen, dat weinige Vrouwen zwaarder lasten zouden kunnen draagen of trekken dan de zyne; en fchoon zy over 't algemeen een zeer manlyk voorkomen hadden, nogthans gaf hy aan deeze de voorkeuze boven die van een kleinder gestalte en een tederer geftel.

In een Land gelyk dit, waar eene Deelgenoote te heb ben in bovenmaatigen zwaaren arbeid de hoofdbeweegreden is der keuze, en de zagtere aangenaamheden des Huwelyksleevens alleen in den tweeden rang komen, fchynt zulk eene keuze zeer welgepast. Maar, indien alle Mannen op deeze wyze dagten, wat zou 'er dan worden van het meerendeel der Vrouwen, die, over 't algemeen, kort van geftalte, en meest van een zwakke gefteldheid zyn, fchoon niet in den evenredigsten of schoonften vorm gegooten?

[ocr errors]

De Vrouwen der Noorder Indiaanen, over 't algemeen genomen, zyn zo zeer ontbloot van fchoonheid, als eenig Volk, 't welk ik immer zag, fchoon eenige jonge er draaglyk wel uit zien; maar de zorg voor het Huisgezin, gevoegd by den beftendigen zwaaren arbeid, maakt dat zy 'er oud en gerimpeld uitzien eer zy dertig jaaren bereikt hebben; en verfcheide van de meer gemeene zyn in die jaaren reeds volkomen geneesmiddelen tegen de liefde en galanterie. Dit, nogthans, maakt die Vrouwen niet min dierbaar en gefchat by derzelver Bezitteren; 't welk eene gelukkige omftandigheid is voor die Vrouwen; en een voldingend bewys oplevert, dat 'er zulk een ding als een beftendige maatstaf van fchoonheid niet beftaat.

Vraag een Noorder Indiaan wat eene Schoonheid is? Hy zal u antwoorden, een breed plat aangezigt, kleine oogen, uitfteekende kaakebeenen, drie of vier breede

zwar

zwarte ftreepen over elke wang, een laag voorhoofd, een breede kin een dikke haaks wyze neus, geel vel, en borsten tot den middel nederhangende. Deeze fchoonheden worden grootlyks opgeluisterd, althans veel dierbaarder gemaakt, wanneer de Bezitfter bekwaam is om alle foorten van Vellen te bereiden, kleederen van dezelve te maaken, en in staat om acht of tien Steen (*) te draagen in den Zomer, of een veel grooter zwaarte in den Winter te fleepen.

Deeze en andere foortgelyke begaafdheden zyn alle die verlangd en gezogt worden by de Noord Indiaanfche Vrouwen. Wat derzelver geaartheid aanbelangt, des bekreunen zich de Mannen luttel; want zy hebben de middelen by de hand om de koppigfte en ongewilligste met zo veel fpoeds te doen gehoorzaamen als de zagt aartigfte en gewilligfte; het eenig onderfcheid bestaat daar in, dat de een gehoorzaamt uit vreeze, de ander uit volvaardigheid om te dienen; beiden weeten zy dat het geen bevolen is gefchieden moet.

Met de daad worden zy alle op een grooten afstand gehouden; en de rang, welken zy in de gevoelens der Mannen bekleeden, kan niet beter gekend worden, dan door waar te neemen de wyze waar op zy zich door de zelve laaten bedienen by hunne maaltyden, die Europi fche Vrouwen allervernederendst moet voorkomen, fchoon de gewoonte dien last ligt maake voor de Vrouwen wier lot het is denzelven te moeten draagen. Hieromtrent staat aan te merken, dat, wanneer de Mannen eenig groot Dier dooden, zy de Vrouwen altoos uitzenden om het na de tent te brengen.. Daar gebragt zynde, is het openen, stukken hakken, te droogen hangen, enz. alles het werk der Vrouwen. Moet 'er eenig eeten bereid worden, de Vrouwen doen zulks, en wanneer het gereed is, wordt het zelfs aan de Vrouwen en Dogters van de aanzienlyksten niet voorgezet, vóór dat alle de Mannen, zelfs die in den ftaat van laaverny zyn, geëeten hebben, zo veel zy lusten; en, in fchraale tyden, is het meermaalen der Vrouwen lot, dat 'er geen enkele brok overfchie te. Het is egter natuurlyk te denken dat zy de vryheid gebruiken om zichzelve in 't heimlyke te helpen; doch dit

(*) De Steen, van welken hier gefprooken wordt, is een ge wigt van veertien Ponden zwaar.

dit moet met veel omzigtigheids gefchieden, dewyl de hoofdverzamelingen van Ipyzen en voorraad, in zulke tyden, als zaaken van het grootste belang aangezien en naauwkeurig naagegaan worden; het wegneemen van iets aanmerklyks zou haar aan zwaare ftraffen blootstellen. Indien dit gedaan werd door eene Vrouwe, wier jeugd en onbedreevenheid in huislyke zaaken niet voor haar pleitte, zou het voor altoos haar character bevlekken en weinigen zouden verkiezen deeze ter Vrouwe te

neemen.

[ocr errors]

Dat de Veelwyvery onder deeze Noorder Indiaanen stand grypt, behoeft niemand te verwonderen; als ftrookende zo zeer met hunne Leevenswyze, Myns bedunkens heeft geen Volk onder de zon meerder reden voor zulk eene handelwyze. Hunne jaarlykfche Jachttochten, om Pelteryen op te doen, zyn zo verre verwyderd van eenige woonplaats der Europeeren, dat zy de grootste reizigers in de bekende wereld worden: en dewyl zy geene wagens, of fchuiten, hebben ter vervoeringe, is elk goed jaager in de noodzaaklykheid om verfcheide perfoonen te hebben ten zynen byttande, om de Pelteryen naar de verblyfplaatzen der Europeaanen te voeren, en de goederen, welke zy in ruiling daar voor ontvangen, te draagen. Geene Lieden in dit Land zyn zo gefchikt tot deezen arbeid als de Vrouwen; zy worden van derzelver vroege kindschheid af gewend tot loopen, en het draagen van zwaa re lasten, als mede tot het verrigten der laagfte bezigheden; zo dat de Mannen, die in ftaat zyn om zich drie, vier, vyf, zes of meer, Vrouwen aan te fchaffen, doorgaans in dezelve gehoorzaame en getrouwe Slaavinnen en toegenegene Vrouwen vinden, als mede liefhebbende moeders voor hunne kinderen.

Schoon de gewoonte deeze leevenswyze de Vrouwen over 't algemeen gemaklyk doet draagen, en hoewel doorgaans de geheele behoefte der Vrouwen fchynt te beftaan in voedzel en kleeding, gebeurt het egter zom. tyds dat de Natuur de overhand krygt op de gewoonte, en de geest der jaloufy zich onder hun vertoont. Daar egter de Man, met zyn hoog gezag, altoos de fcheidsman is, brengt hy de zaak welhaast te regt, fchoon zeker niet altoos tot genoegen der Partyen.

Mr. HEARNE vermeldt, tot lof der Noorder Indiaanfche Vrouwen, dat ze de zagtaartigfte en deugdzaamfte zyn van alle die hy in Noord America aantrof; fchoon zom

« EelmineJätka »