Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]

hervatte zyn vriend, ik zal het huis voor u gaan huren, mits dat, als het u gelukt en gy Lord Major word, gy uw best zult doen om my Alderman te maken.

De kennis, die hy meende van oude boeken te hebben had hy verkregen in zyne verkeering met de Methodisten en navolgers van den bekenden prediker WESLEY; en deze waren, toen hy zyn winkel opgezet had, door recommandatie van zyn vriend BOYD, zyne eerfte klanten.

Op St. Jansdag van het jaar 1774, zette hy voor het eerst zyn boekwinkel uit dezelve bestond uit de volgende boeken:

FLETCHER, Ontleding van de Leer der Antinomianen, 5 Dee

len.

WATTS, Oefening des Verftands.

YOUNG'S Nagtgedagten.

WAKE's vertaling van de Apostolische brieven.
FLEETWOOD, Leven van Christus.

HINWOOD, Woordenboek van Konften en Wetenschappen, de 26 eerfte nommers.

Eenige Dagverhalen van WESLEY, benevens verfcheiden andere van zyne werkjes.

[ocr errors]

Omtrent 12 andere boeken van dat foort en eenige oude Magazynen.

Hier by kogt hy nog een mand vol oude boeken, meest Godgeleerde, voor een guinie.

Dit alles by elkander gerekend zynde, kon omtrent eene waarde van vyf ponden halen.

Toen by dezen winkel begonnen had, en dezelve overzag, ftond ik, fchryft hy, gelyk aan NEBUCADNES AR wanneer hy zeide: is dit niet het groote babel, dat ik gebouwd hebbe?

Hoe gering egter het getal van zyne boeken, en hoe donker de ftraat was, waar in hy woonde, kreeg hy egter koo. pers, en het geld, dat hy ontfing, befteedde hy terftond we. derom tot aankoop van andere boeken: hier by kwam, dat de Aanhang van WESLEY een beurs onder elkanderen had, waar uit zy, voor drie maanden, geld leende, zonder intrest, aan die van hunne Gemeente, welken zy wisten, dat van een goed gedrag waren, en geld gebrek hadden en deze vrienden leenden hem vyf ponden, welke hem destyds van groot nut wa ren om zyn winkel uit te zetten; want zes maanden zyn winkel gedaan hebbende was deszelfs waarde van vyf tot vyf en twintig ponden vermeerderd.

In de maand September van het jaar 1775, werden LACKING· TON en zyne vrouw beiden door eene zware ziekte aangetast, van welke hy herftelde, doch waar aan zyne vrouw, den 9 November, overleed; dan, den 30 January van het volgend jaar 1776, hertrouwde hy weder met DORCAS TURTON, eene jonge dogter, wier vader twintig duizend ponden met fpelen.

[ocr errors]

door.

doorgebragt had, waar door zy genoodzaakt was geworden een kinderfchool te houden. Deze vrouw was hem zoo behulpzaam in zyn boekwinkel, dat zy, door haar yver, niet weinig tot zyn fortuin heeft toegebragt, en, federt dien trouwdag rekent hy ook dat het gelukkigste tydperk van zyn leven begonnen is.

[ocr errors]
[ocr errors]

Hy was zoo gelukkig, dat hy reeds begon te rekenen, dat hy twee- en driemaal meer boeken zoude kunnen verkoopen, indien hy zyn winkel twee of driemaal wyder kon uitzetten; doch hier toe kon hy nergens geld krygen; dit maakte hem fomtyds geweldig verlegen, zoo dat hy nu en dan, als hem eenige boeken te koop aangeboden werden, zyn horologie, kleederen en zelf eenige boeken verpandde, om 'er het geld toe te krygen. Niet lang daarna kwam er een man by hem, aan wien hy in zyne ziekte kennis gekregen had, welke, zyne naarftigheid ziende, zich genegen toonde om met hem in compagnie te doen, en dewyl hy een man van middelen was, die tot voortzetting van 'de zaak geld beloofde te fchieten, bedagt LACKINGTON zich niet lang, en de Compagnieschap ging aan onder de firma van J. LACKINGTON en Comp., No. 46. Chiswelftreet, met dat gevolg, dat zy, in het jaar 1779 reeds, eene Catalogus van twaalf duizend boekdeelen in 't licht gaven: dan die Compagniefchap in de maand Mei van fcheidde, tot wederzydsch genoegen, het jaar 1780, en federt bleef LACKINGTON alleen in de zaak. Zoo dra hy alleen meester was, nam hy het besluit om nie. mand meer eenig credit te geven, maar alles voor gereed geld te verkoopen; doch daartegen zette hy zyne boeken met zoo weinig winst over, dat hy welhaast den naam kreeg, dat men by niemand goedkooper kon te recht komen, en dit was de voornaamste grond van zyn fortain, zoo dat hy zelf erkent, dat hy al wat hy in de wereld bezit verfchuldigd is aan geringe winften, gepaard met naarftigheid en zuinigheid.

Door die middelen heeft het deze man zoo ver gebragt, dat hy, in het jaar 1792, waar in hy zyne levensbefchryving uitgaf, rekende jaarlyks vier duizend ponden, dat is, vier en veertig duizend Hollandfche guldens, te winnen, en reden had om te gelooven, dat, indien hy gezond en in ftaat bleef om zyne zaak verder voort te zetten, hy binnen weinig jaren eens Zoo veel zoude winnen.

Thans ryd die man in zyn eigen koets, en heeft bedienden in liverei; hebbende op de deuren van zyne rytuigen geschre. ven ftaan: weinig winst geeft groot voordeel.

Niettegenstaande hy geene kinderen heeft, zet hy evenwel Het is nu (dus fchryft zyn handel nog even fterk voort. ,, hy) omtrent vyf jaren geleden, dat ik ernstig bedagt was, om met myne zaken uit te fcheiden, van wegen den zwakken ftaat myner gezondheid, en die van myne huisvrouw: maar ,, myne vrienden bragten my onder het oog, dat ik omtrent

"

» vyf.

رو

,, vyftig nabeftaanden had, van welken het grootste getal kin. deren, en de anderen oud en gebrekkig zyn, en dat der ,, halven het fcheiden uit zulk een voordeelige zaak, als ik ,, in gezeten ben, indien ik 'er niet volftrekt toe genoodzaakt », was, eene zekere onrechtvaardigheid zoude wezen voor ,, hun, die ik, uit hoofde van bloedverwantfchap, verpligt

was te helpen en te ondersteunen. Deze en andere redenen ,, bewogen my de gedagten te laten varen, om met zulk een ,, uitgestrekten en voordeeligen handel uit te fcheiden: en ik nam ,, gelyklyk het befluit, om een gedeelte van myn winst te ,, befteden tot onderhoud van myne goede oude moeder, die nog leeft te Wellington in Somersetshire, hare geboorteplaats. Ik heb ook nog twee oude mannen en eene oude vrouw te ,, onderhouden: ook heb ik de opvoeding van vier kinderen tot ,, myn laste: drie van deze kinderen hebben hun vader ver. ,, loren en ook hunne moeder, die myne zuster was; de ou,, ders van het andere kind zyn nog wel in leven, maar arm: ,, verfcheiden anderen van myne nabeftaanden zyn in dezelfde ,, omftandigheden, en hebben myn byftand noodig."

"

DE KONSTIGE KANARIE VOGEL.

n de Cleeffche Kermis bevond ik my aldaar by eene Pruis

[ocr errors]

Kermint dit jaarfeest heb ik niets byzonders

aan te merken: gelyk op andere Kermisfen, bezogt men elkander; men vermaakte zich, én men befteedde het geld, dat men geduurende het verloopen jaar bezuinigd had, tot het koopen van onnutte beuzelingen.

Op een dag, dat wy ergens ter maaltyd waren, liet zich een troep reizende Muzikanten aandienen; men liet ze binnenkomen, om eenige hunner airtjes te hooren. Zo als zy af fcheid wilden neemen, verfcheen 'er een vermaarde Vogelaar, beroemd door de konftige opvoeding, die hy aan zyne Vo"geltjes wist te geeven. Het gezelfchap zag hem met veel ver maak binnenkomen en de Muzikanten vroegen verlof om zyne konststukken mede te zien vertoonen, 't geen hun wierd toegeftaan. Voornaamelyk was men begeerig, de bekwaamheden van zekere Kanarie te zien, die, zo men zeide, al het wonderlyke overtrof, het geen men ooit door konftige honden, paarden, ezels, enz. had zien vertoonen. De Vo

[ocr errors]

gelaar, zich aan de tafel geplaatst hebbende, deed de Kanarie op zyn vinger zitten, en fprak haar dus aan: Komaan Charmant, gy bevindt u in een zeer geestig gezelfchap; let wel op, doe my niet befchaamd ftaan; denk aan uwe vermaardheid; doe uw werk zo als het behoort, opdat men moge zeggen, dat gy den naam van Charmant in de daad verdient.

I 3

[ocr errors]

Geduurende deeze vermaaning, zat het Vogeltje met groote aandagt, en boog zyn kopje, als 't ware om beter te luiste ren; waarop het, na dat zyn meester gedaan had met spreeken, zich tweemaalen eerbiedig boog.

De Vogelaar bedankte het fchepzeltje voor zyne vriendelykheid, met zyn hoed af te neemen, en verzocht het een airtje te zingen. De Vogel zong. Wel foei! dit fchynt wel de ftem van een verkouden kraai; komaan, laat ons iets hooren dat aandoenlyker is. De Vogel zong met een zeer lieflyke stem, even als eene luit. Rasfer, zeide de Vogelaar, zoetjes, ha dat gaat wel! maar dat kleine beentje! dat kopje! komaan meester Charmant, dat gaat niet wel, gy vergeet de maat te flaan. Ziedaar, dat gaat goed. Bravo! myn kleine schelm.

Alles wat de Vogelaar zeide voerde het beestje op het verwonderlykst uit het floeg de maat met zyn kopje en zyn pootje; het fcheen de dichterlyke en muficaale kragt der airtjes, die het zong, ten vollen te begrypen. De eetzaal weergalmde van 't geroep van bravo. De Muzikanten verklaarden, dat het Vogeltje hen allen overtrof. Wel nu, zeide de Vogelaar, zal men geen dankbaarheid betoonen voor zulk een compliment? Het diertje boog zich zeer eerbiedig, en 't geheel gezelfchap juichte het toe.

[ocr errors]

De

Vervolgens fpeelde het beestje foldaat met een stroojen fnaphaantje; waar na zyn meester zeide: Myn arme Charmant, gy hebt al veel drukte gehad, en zult wel vermoeid worden. Komaan, nog een konstje of twee, en dan zullen wy wat rusten. Groet de Dames eens zo als het behoort. Vogel zette zich in postuur, ftak zyn hals uit, kruiste zyne kleine beentjes, en maakte eene zo aartige nyging als de welleevendite Juffrouw zou hebben kunnen doen. Ziedaar een beste kleine Vogel. Komaan, groet nu eens zo als de Hee. ren doen. Ha dat is best. Laaten wy nu eindigen met een airtje op de walthoorn. Goed! goed! heerlyk! ziedaar een best klein kaereltje.

De

Deeze aartigheid wierd gefpeeld met eene verwonderenswaardige werkzaamheid, vrolykheid en naauwkeurigheid. Het geheel gezelfchap juichte het diertje toe als in verrukking. Muzikanten lieten tusfchenbeiden hunne fpeeltuigen hooren. De Vogel zelf fcheen trots op zyn arbeid, fchudde zyne kleine veertjes, plooide zyne wiekjes, kwispelftaartte, nam ftraks eene deftige houding aan, en zong een airtje van overwinning.

Gy hebt uw plicht zeer wel volbragt, myn kind, zeide de Vogelaar, het diertje ftreelende; ga nu een weinig flaapen, terwyl ik myne overige konstítukken zal vertoonen. Straks fcheen de Vogel als by trappen in flaap te vallen; eerst foot hy het een en daarna het ander oog; toen begon hy te waggelen, nu eens over de eene en dan over de andere zyde,

ΖΟ

zo dat de naaste omftanders in goeden ernst hunne hand uitstaken om het diertje te ondersteunen. Eindelyk fcheen hy in een diepen flaap gevallen, en lag als onbeweeglyk op de hand zyns meesters. De Konstenaar verzogt toen een glas wyn; doch had het naauwlyks aan den mond gezet, of het diertje, 't geen hy als geheel in flaap bedolven op de tafel had ge legd, ontwaakte, en zette zich op den rand van het glas om mede te drinken. Wagt uwe beurt, kleine vlegel, zeide de meester, en het diertje vloog weder op de tafel, en ging daar op nieuws liggen flaapen. Thans begon de Vogelaar zyne overige konstjes te vertoonen, wier voornaamste was een zonderling evenwigt van eenige tabakspypen. Dit konstftuk trok de aandacht van 't geheel gezelfchap naar zich; doch intusfchen nam een groote zwarte Kat, op welke niemand ge. dagt had, en die denkelyk al een tydlang op de loer had gelegen, zyn trek waar, fprong op tafel, vatte het Vogeltje, en vluchtte daar mede door een opengefchooven ventter, eer jemand der toekykers in ftaat was dien roover tegenftand te kunnen bieden. Hoe groot de spyt en aandoening was van 't geheel gezelfchap, en vooral hoe groot de wanhoop was van den Konftenaar, daarvan zal ik niets zeggen, dewyl my woorden ontbreeken zouden, om dezelve na waarheid te fchilderen.

ZEDELYKE BEDENKINGEN.

en u zelven," dit was de wyze Les van eenen der ver

"K maardite Wysgeeren. Deze Les is gegrond op de Rede,

en daarom kon een Heidensch Wysgeer dezelve geven. Dan het Euangelie gebied niet minder de zelfkennis, en vermaant eenen fegelyk, om zich zelven te onderzoeken, te doorzoeken, zeer nauwe te doorzoeken, ten einde eene juiste kennis van zich zelven te verkrygen. Dan het is eene zeer moeijelyke taak, eene taak, die even zo veele moeite in heeft, als zich zelven te verwinnen. Van den laatften getuigt de wyze Koning, dat zulk een fterker is, dan die eene Stad inneemt: maar zich zelven te kennen vordert eene gelyke fterkte van geest, dan die 'er vereischt word om zich zelven te overwinnen; want om zich zelven te leeren kennen, moet men zich van alles ontdoen, zich van al het uitwendige ten eenemaal ontblooten, men moet zich zelven als 't ware geheel ontkleeden. Geene booge geboorte, ontvangen eertytels, of opgeftapelde fchatten, moeten hier in eenige aanmerking komen. Er word niet anders gevorderd, dan mensch de waarde van dien, en anders niet, moet men regt leeren kennen leeren kennen als een schepzel in deszelfs ware, en dus in zyne edelfte, grondbeginzelen. De mensch moet zich zelven aldus befchouwen en leeren kennen leeren kennen als een wezen, welk in zich bezit een onsterflyk grondbeginzel dat noch fterven noch vergaan kan.

Hy

« EelmineJätka »