Page images
PDF
EPUB
[ocr errors]

om hem voor onverfchilligheid te bewaren. Dan die zelfde eigenliefde, kwalyk door ons aangelegd, in hoe veele ongelegenheden brengt die ons vaak niet wanneer wy dezelve overdreven gebruiken. Eene al te groote eigenliefde maakt ons verwaand en opgeblazen. Dan hoe kwalyk ftaat de hoogmoed en opgeblazenheid den mensch niet? Hy maakt 'er zich befpottelyk en veragt door, by al de wereld. Befpot. telyk, zo dat men den opgeblazen, den verwaanden, dwaas met vingers nawyst; fchadelyk ook niet minder voor zich zelven, want hy wordt van ieder veragt, en niemand wil met hem te doen hebben. Van al de wereld veragt, trekt niemand zich zyner aan, wanneer hy in ongelegenheden komt; en hoe zelden mist het, dat hoogmoed voor den val gaat, of dat het ongeluk hem volgt? Zo fchadelyk is dan de eigenliefde, als zy anders voordeelig is - even gelyk een mes in de hand van een kind, of een heilzaam geneesmiddel, toe vertrouwd aan een onkundigen kwakzalver. Dus blykt het omtrent de eigenliefde, hoe fchadelyk de overdrevenheid zy voor den mensch. Dan in duizend andere gevallen is dit niet minder blykbaar. Hoe veele bewyzen zoude ik daar van kunnen aanvoeren, voor zo ver wy zulks in onderfcheiden gevallen in onze dagen gezien hebben, en heden ten dage nog geduurig zien gebeuren. Heethoofdige dwazen heeft men rollen zien spelen welke hun zelven onaangename ge volgen hebben op den hals geladen, en veel kwaad, en nadeel aan anders goede zaken, te weeg gebragt. Ook is de over

drevenheid, aan den anderen kant, weêr dikmalen de oorzaak geweest van veel kwaad, en heeft eene ganfche omkeering van zaken bewerkt by de kwade party, daar de goede zou gezege. vierd hebben, had eene al te groote overdrevenheid niet alles voor dezelve bedorven. Gelukkig, indien wy ons spiegelden aan kwade, voorbeelden, om onze daden beter in te rigten, om niet door onze verkeerde handelwys eene allerbeste Zaak te verbrodden, welke, ongetwyfeld, door een al te groo ten yver, en eene onberadene overdrevenheid, niet anders dan groote fchade en nadeel te wagten heeft.

Hoe gelukkig zouden wy Nederlanders niet zyn, die tog den geest van navolging bezitten, en van anderen zo gretig alles overnemen, indien wy daaromtrent altyd de beste keuze deden, en wy volgden niets na, dan alleen het goede, om onze zeden te verbeteren. Dan, helaas! het tegendeel is maar al te waar wy behouden veelal het kwade, en het goede laten wy varen. Onze broeders de Franfchen moeten wy in alles navolgen. Dat wy dezulken navolgden, die, de' dweepery veragtende, prys op Godsdienst, op deugd en goe de zeden, ftellen. Maar juist doen wy het tegenovergestelde. Wy volgen dezulken na, welke roem ftellen in geen Godsdienst te hebben. Zo te leven meenen wy veelal dat thans de

geest

geest van den dag medebrengt. Is het wel te verwonde. ren, dat menfchen, door den Oorlog aan een ruw leven ge woon, zich weinig met den Godsdienst bemoeijen, en gerin gen prys op denzelven ftellen? By den Krygsman vindt men minder Godsdienstige grondbeginzels, dan by hun, welke, met den Oorlog niets te ftellen hebbende, gerust en vreed. zaam in eene ftille en geregelde Maatschappy hunne da. gen doorbrengen. Wy genieten die voortreffelyke voorregten nog, dat wy gerust leven, in 't midden der woelingen, welke Europa zo zeer ontrusten. Dan zou men niet billyk ver. wagten, dat onder ons, even daarom, de Godsdienst op den hoogsten prys zou gefchat worden? Dan het tegendeel is maar al te waar. Van dag tot dag verflaauwt onder ons de Godsdienstyver, en de lust om God te dienen is bykans ge heel uitgedoofd, terwyl een bederf van zeden onze geheele Natie beimet. Waar van daan ontstaat dit alles? Voornamelyk hier uit, dat wy Nederlanders bykans algemeen bezield zyn met den geest van navolging; en, 't welk het flimst van allen is, onze navolging bepaalt zich doorgaans op het kwade, 't geen onze zeden bederft, ons tot Deïsten vormt, of, dat nog erger is, tot Godverzakers. Welk eene dwaze handelwys! Kan ook een Land, of Maatschappy, zonder Godsdienst in ftand blyven? Welk eene dwaasheid van ons, Nederlanders! Willen wy navolgers van anderen zyn; welaan, laat ons het goede overnemen, en het kwade veragten! Wy hebben de voorbeelden, om ons aan te fpiegelen : het geen wy zien dat an❤ deren by God en alle Braven moet veragtelyk maken, laat ons dat vlieden, en, integendeel, 't geen ons beminnelyk maakt, laat ons dat navolgen, en naarftig betragten.

: Wat behoort ons voornaamfte doel te zyn ? Groote en pryslyke daden te verrigten, grootmoedig te zyn, en tevens ne derig van harte, Godvreezend en liefdadig. Nimmer te roemen op groote daden, maar groote daden in ftilheid uit te oe fenen. Groot te zyn, maar klein te fchynen.

C. V. D... G.

D

NA BERIGT.

en Burger N. N. zy kennelyk, dat wy van zyne toegezon dene Recenfie geen gebruik kunnen maaken, en hy ons ook met geene andere, van dien aart, behoeft lastig te val leu.

MENGELWERK,

TOT FRAAYE LETTEREN, KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, BETREKKELYK.

PROEVE OVER HET AANBELANG VAN ONZEN PLIGT TE DOEN.

Het pad des Opregten is welgebaand.

(Naar het Engelsch.)

SALOMO.

de Gefchiedenis der Lacedemoniers vinden wy opgeItekend, chat PYRRHUS, in den nacht voor dat hy aanval op Sparta deedt, ten uitersten vermoeid en afgemat, zich in zyn tent begaf, en gerust doorfliep tot den morgen, wanneer hy droomde dat hy bezig was met den blixem te zwaaijen over Sparta, 't geen de geheele Stad in vuur en vlam zette; waar op hy in eene vervoering van blydfchap ontwaakte. Onmiddelyk riep hy zyne Krygsbevelhebbers zamen, en deelde hun den Droom mede. Maar LYSIMACHUS, zyn Gunfteling en Vertrouwde, gaf aan dien Droom eene uitlegging, niet ten voordeele des Veldheers. Gy weet, PYRRHUS," voerde hy hem te gemoete,,, dat Plaatzen, door den Blixem getroffen, by ons voor heilig gehouden worden. Ik ben, "" derhalven, van oordeel, dat de Goden u hier door hebben willen te verstaan geeven, dat Sparta zo heilig ,, en onfchendbaar is als eene plaats door den Blixem getroffen." PYRRHUS gaf hem hier op ten antwoord: ,, Gaarne wil ik u toeftaan, myn Vriend, dat niets on„vaster gaat dan onze gisfingen over dat flag van zaaken; maar met dit alles blyft dit zeker, dat wy onzen Pligt moeten doen; dat wy ons, derhalven, zonder » verder aan mynen Droom te denken, ten aanval gereed maaken."

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

"

[ocr errors]
[ocr errors]

Schoon de Geschiedenis ons, met geene zekerheid, onderrigt, dat PYRRHUS, in deezen aanval, gelukkig slaagde, MENG. 1798. No. 7.

anval

is,

[ocr errors]

is, nogthans, de grondregel, door hem te nedergefteld, ter wederfpreeking van het onzeker onderrigt uit Droomen en Voortekenen te haalen, van dien aart, dat dezelve onze aandagt verdient, als welgepast en wys.

In veele gevallen is het twyfelagtig, of de gelukkige uitílag een bewys oplevert van de goedheid eener zaake; maar, om ons gedrag, in alle netelige gevallen, te regelen, is 'er geen onfeilbaarder regel, geen regel die ons fchootvryer ftelt tegen de befchuldigingen van anderen, of de verwyten van ons eigen hart, dan dat wy onzen Pligt moeten doen.

Zulks veronderstelt, nogthans, eene voorafgaande kennis van 't geen onze Pligt is als mede dat er een zekere maatstaf van Pligt is, die door alle Menschen, in alle mogelyke gevallen, moet gevolgd worden. In de gewoone handelingen tusfchen den Man en zynen Naasten komt dit neder op ftrikte Regtvaardigheid. De natuur van deezen Regel is zo eenvoudig, en valt zo gereedlyk te verstaan, dat men het onmogelyk mag agten, een mensch aan te treffen, die kan voorwenden onkundig te zyn van 't geen die regel hem aanwyst. Wordt dezelve minder volbragt dan wel behoort, zulks bewyst, in geenen_deele, de zwaarigheid om dien regel te bevatten. Het ftrekt alleen ten blyke dat dezelve wederftreefd wordt door eene fterker neiging, door eene geliefkoosde drift, die om oogenbliklyke voldoening fchreeuwt, fchoon ten koste van alles wat den naam van beginzel draagt drift is doorgaans Zelfbelang of Eigenbaat.

2 en die

Aangefpoord door een dier beiden, zal, wanneer de zaak haare zwaarigheid in hebbe, het befluit niet weezen onzen Pligt te doen; maar ons geliefd oogmerk, door welk middel ook, op welk een kans af, en ten welken koste, te bereiken. Niet zelden gebeurt het, dat de Mensch zich gebragt vindt in een geval 't welk hem doet zeggen: In dit geval, waar in ik my met myn Naasten be,, vinde, is de zaak dermaate ingewikkeld, dat geen van "ons beiden kan overeenkomen in het gefchil wat regt is: ik wensch regt te doen; maar ik moet my zelven niet benadeelen; en ik heb geen regel om my naar te rich ten" en misfchien zyn 'er geen Droomen of Voortekens om zyn gedrag te regelen.

"

[ocr errors]

In alle gevallen van deezen aart zal het geenzins bezwaarlyk vallen, te bepaalen, wat Pligt eischt, niette

gen.

genstaande het in twyfel hangen der partyen, wegens de gemaakte zwaarigheid, bevonden zal worden te ontstaan, niet uit den aart des gevals; maar daar uit, dat zy meer bezorgd zyn omtrent hun beginzel van belang, dan dat van regtvaardigheid. Een derde, een vierde, een vyfde perfoon, ja al de wereld buiten hun, vindt geen zwaarigheid om elk zyne byzondere eifchen regtmaatig toe te kennen; maar men loopt het grootste gevaar, om een der beide partyen, zo niet beiden, te mishaagen met uitspraak te doen. En van waar dit onaangenaam gevolg om de rol van beflisfer te fpeelen? Om dat één van beide de partyen, indien niet beiden, het oog gevestigd hielden op een byzonder punt, in verband ftaande met hun belang; doch 't welk niets te doen heeft met het regt der zaake. Elk vreesde voor een verlies; even of te winnen altoos regt was en te verliezen onregt, als of het niet zo zeer een gedeelte van iemands pligt uitmaakte, iets, tegen zyne neiging aan, op te offeren, als het vrywillig af te ftaan.

Op deezen grondflag van Eigenbaat rust die Gewoonte der Wereld, welke de zeldzaamfte verwarring in onze denkbeelden over regt en onregt heeft te wege gebragt, en dien geest van het voeren der Geregtsgedingen, welke in alle Geregtshoven heerscht, en wel in zulk eene maate, dat dezelve, behalven de fchadelykheid, belachlyk is. Het is misschien geen myner Leezeren te binnen gefchooten, om op te merken, dat, indien 'er in onze (Engelfche) Geregtshoven twee duizend twistgedingen afgedaan worden, de uitflag daar van hier op neder komt, dat één duizend blyken onregtmaatig te zyn in hunne beginzelen; want het is zeker, dat een der Partyen ongelyk heeft; en het kan gebeuren dat zy heiden ongelyk hebben, 't welk de lyst nog zal ver grooten.

Maar dit zal altoos het geval weezen, wanneer de menfchen vergeeten, dat de regel, in gevallen wanneer wy zwaarigheid vinden, is onzen Pligt te doen, en ons niet te laaten beheerfchen door het geen de gewoonte der wereld andere menfchen geleerd heeft te doen of te onderftaan. Werden de beginzels van Regtvaardigheid, die allereenvoudigst zyn, in opmerking genomen, by de opkomst eener fchynbaare zwaarigheid, dezelve zou onmiddelyk verdwynen, en geen fpilling van geld, geen kwisting van welfpreekenheid, zou noodig weezen om tot een

« EelmineJätka »