Page images
PDF
EPUB

door zich tot hun hart te vervoegen; dat het zyn post en pligt is, hunne driften en heerfchende neigingen te ftreelen, alle vleiende oppasfingen te betoonen, en onaflaatend aan te hou. den tot hy zyn oogmerk bereikt hebbe, door niet langer wederftaanbaare oppasfingen. Raadgeevingen van deezen aart moeten op één zeker punt uitloopen, of zy betekenen niets. Zy moeten de grenspaalen tusfchen het onderfcheid van goed en kwaad wegneemen door het beginzel van schaamte te verwoesten; want hy, die gereed is om zich met onwaardigheid te onderwerpen, tot het bekomen van bevordering, zal niet twyfelen eenigen ftap, welken ook, te doen, om zyn Patroon te behaagen. Hy heeft dus allen eerbied voor zichzelven en braafheid afgelegd; en, weetende dat hy hier door in de agting van anderen moet daalen, ftreeft hy met des te vaster belluit voort na dien ftaat van verheffing, welke ten minsten het Ge meen zwygen zal opleggen, indien geen ontzagbetoon afperfen. Hy, die, door der Grooten tusfchenkomst, in staat wenscht op te klimmen, moet tragten hun te behaagen; en het is, in de daad, een geluk voor zulk eenen, indien hem niet als een onvermydlyke voorwaarde wordt afgevorderd, dat hy zyne braafheid allenthalve opoffere.

Groote lieden, die hunne gunstbetooningen uitreiken zonder op verdiensten te letten, hebben zeker het grootste getal Afhaugelingen. Zy worden van allen het meest gevleid; dewyl de toegang tot hun het ruimst openstaat. Over het welslaagen heeft men zich niet te bekreunen, indien men flegts hunne zwakheden vleit, hunne grilligheden inwilligt, en pryst wegens begaafdheden en deugden, welke zy niet bezitten.

Maar, indien een man van verdiensten zich by zodanig ie. mand vervoegt, luidt de vraag:,, Hoe is uw naam?" en deeze klinkt op den toon van gezag en verfinaading. Indien de Verzoeker Brieven van Aanbeveeling medebrengt van zodanige Vrienden als de groote Heer niet gaarne zou voor 't hoofd stooten door eene plotslyke weigering, dan krygt hy tot befcheid, dat hy het verzoek in overweeging zal neemen: 'er byvoegende: ,, dat hy intusfchen blyde zal zyn, hem te mogen zien." 't Welk in de taal der Grooten betekent, dat hy hem voor de laatste keer hoopt te zien. De nieuweling in gunstbejag heeft nog geene andere betekenis aan de woorden leeren hegten, dan hy in zyn Woordenboek vindt. Hy herhaalt zyn bezoek, ontvangt eene toezegging, en neemt zyn affcheid vol hoope en hy fchryft blymoedig aan zyne Vrienden den gunftigen ftand zy. ner zaaken.

[ocr errors]

De dag komt welhaast op welken hy weder zyn hof gaat maaken by den aanzienlyken Heer doch deeze bevindt zich thans zo druk bezig, en is dit eenige dagen lang ge weest, dat hy met de daad geen tyd gehad heeft om de noo dige fchikkingen te maaken; maar, indien de Verzoeker Maan

F 2

dag

[ocr errors]
[ocr errors]

59

dag geliefde weder te komen, dan zou hy zien wat hy kon doen!" Dit behaagt den Afhangeling. Het denkbeeld, dat die groote Heer hem niet vergeeten heeft, ftreelt hem; hy fchept genoegen daar in, dat deeze, te midden van de over. kroppende menigte van bezigheden, genoeg voor hem over heeft, om ten zynen nutte werkzaam te weezen. De afgefprooken dag komt. Op deezen wordt een andere bepaald; dit gaat van dag tot dag deezerwy ze voort, tot dat 'er Maan den vertreeken zyn in vrugtloozen aanzoek. Dan begint hy eerst te vermoeden, en wordt in 't einde verzekerd, dat hy bedroogen is; dat hy zyn tyd, en het weinige geld, 't welk hy nog hadt, en alle beleefdheid, welke hy kon betoonen, verfpild heeft, enkel om de eer te hebben van de lyst te vermeer deren der zodanigen, aan welke die groote Heer zyn kunst uitoefent om den minderen geduld te leeren.

Gelukkig, in de daad, zou het voor veelen weezen, indien zy de bedrieglykheid leerden kennen van het vertrouwen op de beloften van Grooten; en moeds genoeg bezaten om zich aan verdere onwaardige behandelingen te onttrekken. Maar het is vreemd, hoe zommigen het wagten op der Grooten gunst voor iets aangenaams, en anderen het voor welleevend houden.

Juist terwyl ik dit onderwerp behandel, heb ik een geval aangetroffen in de Lecvensgefchiedenis van JOHN, Hertog van Argyle, eenige jaaren geleden geftorven, welke ik niet kan naa. laaten hier by af te fchryven, als zeer pasfende op het onder. werp voorhanden. Het kan den Grooten tot een les ftrekken, en zal voor anderen niet van leering ontbloot weezen. Indien Lieden van aanzien 'er op agt geeven, zouden de jammeren van uitstel en onafhanglykheid grootlyks verzagt worden, en zy, die het beste van hunnen leeftyd flyten in het bejag van de gunst der Grooten, en eene foort van onvergenoegdheid op doen, welke bun nimmer verlaat, of tot wanhoop vervallen door opeen gehoopte teleurstellingen, zouden zich ontslagen vinden van een gunstbejag zo onwaardig aan een werkzaam en onafhanglyk weezen, en zich vervoegen tot Bezigheden, welker uitflag, meer in betrekking staande tot hun eigen vlytbetoon in grooter maate in hunne magt is.

Deeze groote Staatsman, JOHN, Hertog van Argyle, was zorgvuldig om niemand te bedriegen door kwistige beloften, of hem in een waan te brengen die op ydele verwagting uitliep. De Bibliotheca Brittannica geeft er ons het volgend opmer. kenswaardig voorbeeld van.

Een jong Heer uit Noord-Brittanje, wel opgevoed, en met ruime gaven door de hand der natuure beschonken, werd door zyn Vader na Londen befchikt; deeze hadt, nevens deezen Zoon, verfcheide andere Kinderen, en dien Zoon tot de reis zo veel medegegeeven als by met voeglykheid voor zyn ander gezin doen kon. Tot die reis zyus Zoons hadt hy zyne toestemming

ge.

gegeeven op de herhaalde toezeggingen van een Pair dieus Lands, om hem in eenen voeglyken ftand tot zyn bestaan te helpen. Zyn betrouwen op deezes Edelmans toezegging ftelde hem gerust omtrent de bezorging van zyn Zoon.

Vol van ftreelende hoope op onmiddelyke bevordering, verfcheen de jonge Heer aan 't huis zyns Patroons, die hem met open armen ontving, onder duizend betuigingen van hem allen mogelyken dienst te zullen doen. Doch 'er verliepen verfcheide aanden, en niets kwam 'er dan beloften; jaaren verftreeken er in dezelfde ydele verwagting; elke maand kreeg hy toezeggingen van geluk; maar elke maand was even onvrugtbaar in het hem aan te brengen. De jonge Heer hadt zyne opwagtingen gemaakt by dien kleinen Staatsman, tot hy al zyn geld verteerd, en alle zyne Bloedverwanten verveeld hadt; nogthans werd hem geduld aangepreezen, en men beloofde hem gouden bergen.

In het derde of vierde jaar van dit vrugtloos wagten, wan. delde by vol droefgeestig gepeins in Hyde-park, als hy zag. dat de Hertog VAN ARGYLE uit zyn Koets tradt, om eene wan. deling te doen. Het viel hem in, deezen Hertog aan te fpreeken, fchoon hem geheel vreemd, en hem te vraagen om eenige Bediening, ter befchikking van den Hertog ftaande; den uitflag geheel aan diens Menschlievenheid laatende. Hy sprak zyne Genade aan; verhaalde hem, dat hy een Heer was uit diens Land, van zulk een Naam, van zulk eene Familie; dat hy zich in behoeftige omstandigheden bevondt; dat hy gehoord hadt dat 'er zulk een kleine Bediening thans openftondt, en daarom de vryheid nam zyne Genade om dezelve te verzoe. ken. De vraag was zo vreemd dat de Hertog hem dezelve andermaal liet doen, eer hy hem eenig antwoord gaf; doch toen gaf hy hem te verstaan: ,, Myn Heer! ik ken uwe ,, Familie zeer wel; doch vlei u zelven niet met dit uitzigt, en , neem dit voor myn antwoord aan: Ik wil het u niet geeven!" De jonge Heer gaf hier op te verstaan: GOD zegene uwe Genade! dit beantwoordt juist aan het Character, 't welk ik van ıs heb hooren geeven.

Deeze laatste woorden verwonderden den Hertog eenigzins. Hy verzogt hier van eene nadere uitlegging. Deeze gaf de jonge Heer, met te zeggen,,, dat, indien een ander Pair zo ,, eerlyk geweest was om hem 't zelfde antwoord te geeven, ,, toen hy de eerfte keer zich tot hem vervoegde, hy zich nu in omftandigheden zou bevonden hebben, die hem niet ,, noodzaakten zich by zyne Genade te vervoegen, op eene zo zonderlinge wyze als hy tegenwoordig gedaan hadt, door ,, dringenden nood daar toe genoodzaakt.' De Hertog, zich eenige omftandigheden herinnerende, welke hy voortyds gehoord hadt van de betrekking waar in de Familie van deezen jongen Heer ftondt met diens geweezen Patroon, vondt zich getrof

[ocr errors]

F 3

[ocr errors]

fen

fen door het ongelukkig geval des Jongelings. Naa eene korte poos ftilzwygens, voegde hy hem toe, dat hy 's anderendaags ten zynen huize zou komen; en, binnen drie dagen, zag hy zich, boven verwagting, geplaatst en bezorgd.

I

[ocr errors]

WIE ZUGT NIET?

s'er een ftaat, in dit onvolmaakte leven, zoo ingerigt, dat men in denzelven geene verzug. tingen zoude hooren; geene verlangens naar een beteren toeftand van zaaken hooren uitboezemen ? Myns bedunkens, leeft 'er niemand, of hy zugt. En befchouwt men alle de by. zondere ontmoetingen, die elk in zynen staat ondervindt, eu daar by zyne verlangens naar beter; dan mogt men, en met allen regt, vraagen: wie zugt niet? Ja, wanneer men de natuur van den Mensch, zyne geaartheden, temperament, en geduurige hoop die hem altoos bezielt, gadeflaat, en te gelyk de wentelende wisfelvalligheden van dit ondermaanfche hier by plaatst; dan behoeft men zig niet te verwonderen, wanneer men elk onzer, in zynen kring, hoort zugten; daar de een zugt uit gebrek aan het noodige, daar zugt een ander, dat hy niet genoegzaam geëerd en aangebeden wordt, naar de hoeveelheid zyner fchatten; daar de een zugt, om de weinige achting, die hem wordt beweezen uit hoofde van zyn ampt en bediening, zugt de ander, dat hy geene genoegzaame aanspraak kan maaken op die regten en vryheden, die hy meent hem toe te behooren. Ja, de een zugt om deeze`, de ander om geene reden; daar elk, hoofd voor hoofd, gegronde redenen waant te hebben voor zyne verzugtingen. Dus mogen wy vraagen: wie zugt niet? en, moeten wy hierop naar waarheid antwoorden, dan moet men, met vollen monde, van ons, ftervelingen, zeggen: elk zugt!

Hoe zugt de Ryke, te midden van zyn goud! Vrees en angst verzellen hem by zyne rammelende fchyven; gerugten van Oorlog doen hem beeven; het denkbeeld van Dieven berooft hem van zynen flaap, en hy zugt by zyne fchatten.

Dan, hy, die niets heeft, zugt ook, daar hy iederen dag zig bekommert tegen den aannaderenden morgen; hoe hy zig en de zynen zal verzorgen van het noodige; gebrek aan arbeid, nalaatigheid der Grooten in de betaaling van het verdiende loon, brengen hem in de engte; hulp van anderen durft by zig niet onderwinden af te fineeken, daar hunne ooren en harten geflooten zyn voor den behoeftigen, en zyne regtmaatige verzugtingen van hun niet gehoord worden. Ziet hem, die daar zit, op zynen Vorftelyken Throon, be

kleed

kleed met alle deszelfs Koninglyke waardigheden, omringd van een aantal laage, kruipende, Vleijers: hoe zugt hy egter in zyn lot; daar anderen naar zyne Kroon dingen; zyne Oorlogs magt flagen op flagen van den vyand ontvangt, en hy gevaar loopt om van zynen Throon ter neder gebonst te worden, door hun, die wars zyn van zyne ketenen.

Ja ketenen! het gerinkel uwer yzeren fchakelen doet my denken aan den Slaaf in zyne rammelende boeijen. Hoe zugt hy, in zynen jammervollen toeftand, onder de harde zweepflagen van den Bombay! daar hy, beroofd van zyne vryheid, gebukt gaat onder de onmeêdoogende behandelingen van zynen harden Meester.

Zoo zugten zy alle die regeeren, om meer dan ééne reden; en zy die geregeerd worden, en dus onder de bestiering van hunne Regeerders leeven, ook, op hunne beurt: dan, voor de redenen van alle deeze wederzydsche verzugtingen fchuiven wy liever het gordyn. 'Er zyn nog veele voorwerpen die zugten, en met grond van reden zugten, onzer befchouwinge waardig.

Zy die ter Zee vaaren, die handel dryven op den grooten Oceaan, zugten. Reikhalzend verlangen zy, op de Vaderlandfche Reede liggende, naar een gunftigen wind; eindelyk

hy waait : nu zugt weder elk, of om zyne Wederhelft en Kinderen, of agtergelaatene Ouders en Vrienden. En bevinden zy zig op het onoverzienbaare pekelveld; een storm fteekt op; de dood grimt hun met opene kaaken aan; zy zugten, en meenen hun einde daar te zien.

Dan, befchouwen wy, in onze famenleeving, den huishoudelyken schakel van Echtgenooten, Ouders en Kinderen; hoe veele zyn dan niet de verzugtingen, die elk hunner, in ftilte, of in het openbaar, uitboezemt!

ande

[ocr errors]

Welgepaarde Echtgenooten zugten om Kroost; ren, met Telgen, de panden hunner Huwlyksmin, gezegend zugten, daar zy zig jammerlyk bedroogen vinden in hunne plannen; de dood rukt hunne lievelingen van hun af, of zy zien dezelve opwasfen tot hunne grievende fmarte; zy beant. woorden niet aan hunne verwagting en hoop; hunne onge hoorzaamheid, baldaadigheid en losheid, die elende en fchande ten gevolge hebben, doet hunne braave, weldenkende Ouders met droefheid ten grave daalen. Dan, Echtelingen! hebt gy buiten uw verwilderd Kroost, ('t welk veeltyds hunne losheid aan uwe onverstandige opvoeding te danken heeft,) nog geene andere reden tot verzugtingen? want, zoo ik my niet bedriege, zugt gy ook om en over u zelven. Kent gy u vry van alles wat den reinen Huwlyksband immer konde fchenden ? Zugt gy, fomwylen, om elkander, daar gy beiden ziet en gewaar wordt, dat dat vuur van liefde, 't welk zoo hevig, by uwe vereeniging, op 't Echt Altaar brandde, begint

[ocr errors]
« EelmineJätka »