Page images
PDF
EPUB

gekoozen, en gevolglyk pligtmaatig, zich te onder.

werpen.

Alle ziele zy

den

Het vermaan van Apostel PAULUS: Magten over haar gefteld onderworpen (*) mogt, in dien tyd, weinig meer betekenen dan de raad door onzen Zaligmaaker gegeeven aan den Ryken Jongeling, om alles wat hy hadt te verkoopen, het den armen te geeven, en hem te volgen (†). Dit bevel was zelfs toen niet een algemeene verpligting, den Christenen opgelegd; noch, zo verre ik kan vinden, aangedrongen by cenigen, dan by de Bekeerlingen uit de Jooden, wier Land CHRISTUS voorzag, dat, binnen korten tyd, het tooneel des Oorlogs zou worden, met fchennis en verderf van allen byzonderen eigendom hierom gaf hy wyslyk den raad om hunne middelen liever te befteeden tot het ondersteunen van de zaak der waarheid en regtvaardigheid, dan dat dezelve zouden vallen in de handen der Romeinen, de Plunderaaren der wereld, tot fteun en onderfchraaging van hunne Tyranny. Eene gemeenschap van goederen werd, derhalven, het beste voor de Christenen gekeurd in hun toenmaaligen ftand, en in de donkere uitzigten, welke hun omringden: zo was ook, om dezelfde algemeene beweegredenen, voor hun noodig eene fille onderwerping aan onregtmaatig geweld.

Maar is het redelyk, dat wy, (Engelfchen,) wier Vry. heden vastgesteld en bepaald zyn door de vereenigde toe. ftemming van Vorst en Volk, ons zouden gelegd vinden onder dezelfde harde voorwaarden van onderwerping, als de Slaaven van een wetloos en onwederstaanbaar Overmeesteraar? De gevallen zyn zo zeer ongelyk, dat men van het eene tot het andere niet kan redenkavelen. Zulk eene onderwerping aan Eigendunklyke Magt, als regtmaatig en noodzaaklyk was in de Eerste Eeuw des Christendoms, zou tegenwoordig niets anders weezen dan een vrywillig verraaden van onze eigene Regten, van die onzer Nakomelingfchap, ftrydig met alle de Wetten van GOD en de Natuur.

Doch 'er deeden zich, ten tyde der Apostelen, nog andere redenen op, om Gehoorzaamheid en Onderwerping

ROM. XIII: 1. (†) MATTH. XIX: 21.

te

te betoonen aan hun, die toen de teugels der Regeeringe in handen hadden, fchoon onregtmaatig en by overweldiging. Want een nieuwe Secte moest natuurlyk omen opzien baaren by een nog onvast Bestuur, niet gegrond op de beginzelen van Regtvaardigheid. De zodanigen, derhalven, die deeze Godsdienstleere omhelsd hadden, moesten, om met te meer gerustheids een Gods. dienstftelzel, 't geen zy voor van Godlyke herkomst rekenden, te bezitten, bovenal om- en voorzigtig weezen ten aanziene van alle vraagstukken en gefchillen, het Bur gerlyk Bestuur betreffende; ten einde zy, door ontydig te voorfchyn te treeden als volyverige voorftanders der Vryheid, hunnen Vyanden geene gelegenheid gaven om het Christendom zelve, als een Stelzel van Opftand, te brandmerken, en als eene Leer uit te kryten, ftrekkende om de Wetten en Regeeringsgefteltenisfen der Volken het onderst boven te werpen.

Daarenboven werden de vroegste Christenen door hun. ne Heidenfche Vyanden enkel aangezien als een byzonderen Aanhang des Foodfchen Volks, van 't zelve alleen onderfcheiden in eenige plegtigheden en inrigtingen van Bygeloof. En naardemaal de Fooden, in 't algemeen, by de Romeinen bekend ftonden als een hardnekkig en oproerig Volk, en het voorts wel bekend was, dat zy, omtrent deezen tyd, in de verwagting leefden dat 'er onder hun ten dien dage een groot Vorst zou opftaan, die eene nieuwe algemeene Heerfchappy zou oprigten, kon 'er niets verstandigers weezen, dan de Christenen tot eene ftipte onder. werping aan de Heerfchende Magten aan te maanen; als mede dat Apostel PAULUS, in 't byzonder, dit ftuk aandrong by de Christenen te Rome, voor het meerdergedeelte uit lieden van Foodfche herkomst beftaande; en dat Apostel PETRUS dit desgelyks deedt by de Foodfche Vreemdelingen, verftrooid in andere afgelegener Volkplantingen van het wydftrekkend Romeinfche Ryk.

Over 't geheel, fchoon de algemeene beginzels en verpligtingen tot Deugd onveranderlyk en voor de geheele menschlyke natuur dezelfde zyn, kunnen nogthans tegenwoordige Pligten veranderen, als de omstandigheden verwisfelen. Schoon wy, derhalven, toeftonden, dat de Apostels PAULUS en PETRUS, te boven gemelde plaatzen, in hunne Brieven 2 eene volftrekt lydelyke gehoorzaamheid en het

bieden van geenen wederftand (in dien tyd (*)) leeraar. den aan de Vorften, toen met gezag bekleed, kan hier uit, gelyk reeds is aangemerkt, geenzins volgen, dat dezelfde verpligting, tot eene algeheele, ingewikkelde en flaaffche, onderwerping, even zeer op ons rust; op ons, die in eenen geheel anderen ftand ons gefteld vinden, die wettige regten bezitten.

Om dit ftuk klaarder te betoogen, en buiten allen bereik van rechtmaatige tegenfpraak te ftellen, zal ik nu voorts,

In de eerfte plaats, kortlyk handelen over de Godlyke Inftelling, den Oorsprong en het Einde, van het Burgerlyk Bestuur. In de tweede over de uitgestrektheid des Gezags in de Bestuurende Magten, en de juiste maate van Gehoorzaamheid en Onderwerping in de Onderzaaten. Waaruit wy dan onmiddelyk zullen kunnen afleiden, waar in over 't algemeen de Pligt van beiden bestaat.

Laaten wy een begin maaken met de Godlyke Inftelling, den Oorfprong en het waare Einde, van het Burgerlyk Bestuur, niet van eenige byzondere Staatkundige Inrigting; maar van het Burgerlyk Beftuur, volgens het oogmerk der Natuure, en het eerst oogmerk van GOD, onder alle deszelfs onderfcheidene gedaanten.

[ocr errors]

Het eerfte, 't geen zich hier ter overweeginge aanbiedt, is de Vraag: In hoe verre is het Burgerlyk Bestuur een Ordonnantie van GOD? Ten antwoorde hierop, denk ik vrylyk te mogen beweeren, dat geen Bestuur verdient vereerd en geagt te worden als van Gons Inftelling dan 't geen gevormd is en volvoerd wordt naar het Plan van zyn eigen algemeen Bettuur. Regtvaardigheid en Genade ftaan omtrent den Throon des Eeuwigen, en door deeze wordt zyne Heerfchappy, en de uitoefening van zyne Almagt, altoos bepaald. Kan het nu verondersteld worden, dat hy mindere en van HEM afhangende Magten, in zyne Onder regenten en Ver

(*) Ik heb 'er deeze bepaaling bygevoegd, om dat dit der Apostelen gevoelen niet was, noch de Leer der Schriftuure, ten opzigte van het Burgerlyk Bestuur in 't algemeen en de Regten der Onderzaaten, gelyk uit het vervolg van dit Vertoog nog duidlyker zal blyken.

Vertegenwoordigers, vryheid gegeeven hebbe om_te_on. derdrukken, en de Regtvaardigheid te fchenden ? Zulk eene ftelling zou den Allerhoogften een Tyran by aanstelling maaken, en al den luister zyner hoogverheevene natuure doen taanen. Het zou aan ondergefchikte Bestuuren zodanige regten geeven, als nooit geëischt waren, of immer geëischt konden worden, onder zyne eigene onbegrensde en opperste Heerschappy. Zodanig een aanvulzel, derhalven, van onverantwoordelyk wetlooze Heerfchappye, is eene daad van Afgodery, aan Tyrannen toegebragt, groover, en verderflyker in de gevolgen, dan eenige aanbiddingen, ooit door de Heidenfche Wereld toegebragt aan Dieren of onbezielde Weezens.

Wyders kan, in de tweede plaatze, geen Menschlyk Bestuur rechtstreeks en onmiddelyk afgeleid weezen van GOD, 't welk volftrekt en onverantwoordelyk is; dewyl die volstrekt en onverantwoordelykheid de eenige en onmede. deelbaare kenmerken zyn van zyn Opperstbewind, 't welk eene onwederftaanbaare Almagt en nimmer faalende Wysheid heeft, om alle daaden te regelen, en alle zyne regten te handhaaven. Alle aardsch Bestuur kan bedwongen en bepaald worden; en dit blykt, dikwyls, nuttig en noodzaaklyk te weezen, ten beste van het Menschdom in 't algemeen.

Laaten wy, verder, om de zaak, thans het voorwerp onzer befchouwinge, af te doen, met ter zyde ftelling van allen vooroordeel en baatzugtige inzigten, ons zelven, in waaren ernst, deeze Vraagen doen: Schiep GOD het Volk ter voldoeninge van de fchraapzugt, den trots en weelde, der Vorften? Of ftelde hy Koningen en Bewindvoerders aan voor de veiligheid en het welvaaren des Volks? Kon het GODS oogmerk weezen, dat het grootste gedeelte van het Menschdom, zonder eenig middel van herftel daar tegen, verflaafd zou weezen aan eene volgreeks van Tyrannen, misíchien de verbasterdften en onwaardigften onder de ftervelingen? Inzonderheid, daar de Ondervinding, met de fpreekendfte blykbaarheid, geleeraard heeft, dat Vryheid de Moeder is van kunde, van Wysbegeerte, van nuttige Kunsten, en de uitmuntendfte Deugden; en Slaaverny de eigenaartige bronwel van ingewikkeld geloof, van laagheid, van onkunde, van ondeugd en elende.

Het is volftrekt onredelyk zich te verbeelden dat GOD eenige weinigen zou verheffen om volstrekte Heeren

te

zou

te zyn over het leeven en de bezittingen van anderen, indien zy niet van eene verfchillende foort, of ten minsten met hooger en uitsteekender vermogens bedeeld, waren. Indien dit zyne altoos ftandhoudende inrigting ware, hy zeker alle de zodanigen met een verftand en waardigheid van gevoelens begaafd hebben, voegende aan hunnen rang; hy zou niet zo dikwyls als zyne Dienaars aangefteld hebben, die het verstand, de ondervinding en de eerlykheid, van eenigen der geringsten hunner Onderdaanen derfden. Maar niets kan 'er onovereenbrenglyker bedagt worden met het denkbeeld van GODS oneindige Wysheid, dan het fcheppen des monfters van Tyrannifche Magt, zonder eenig middel daar te stellen tot het voorkomen of te regt brengen van de buitenfpoorig. heden dier Magt.

En, om 'er niet meer by te voegen, dewyl Ryken en Staatsbestuuren gegrondvest waren vóór dat wy leezen van eenige uitdruklyke Wet van GOD, het Staatsbeftuur betreffende; en dewyl de eerfte Regeerings - Inrig. ting onder de Jooden geene Koninglyke maar veeleer eene Volksregeering was (want de Perfoonen, met gezag bekleed, werden gekoozen uit de Oudften van Israel;) en naderhand de Hebreeuwsche Republiek, onder de Godly. ke toelaating, hervormd wierd in eene bepaalde Monarchy; volgt uit dit alles onlochenbaar, dat geene byzondere foort van Staatsbeftuur kan aangezien worden als de onveranderlyke bestemming van GOD, gefchikt en dien. ftig ten gebruike van alle Volken der aarde. En kan ook het Staatsbestuur in 't algemeen zyne Ordonnantie niet genaamd worden, in eenigen anderen zin, dan dat de natuurlyke Inftinten, de toestand en de behoeften, der Menichen hun tot het omhelzen van eenig Staatsbestuur aanzetten. Het is de rigting en het voorfchrift der Natuure, en daarom de ftem en de wil van GOD. Maar dit belet in 't allerminfte niet, dat het oorfpronglyk gegrond is op de toestemming, en onderlinge overeenkomst, tusfchen Overheden en Onderzaaten; dewyl, fchoon het Huwelyk eene uitdruklyke instelling en wet des Almagtigen is, het egter eene vrywillige verbin tenis blyve: dit zelfde mag gezegd worden van de betrekkingen tusfchen Meesters en Dienstbooden, in alle gevallen van aangegaane en bepaalde dienstbaarheid.

(Het Vervolg hier naa.)

G 5

WAAR

« EelmineJätka »